11.07.2015 Views

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Israëliet ondergegaan in den Jood; de Priester en Profeet maakt plaats voor den Schriftgeleerde; hetgebed voor het formulier; de geest voor de letter’.Er is een kloof tussen ‘Semiet en Japhetiet’, dat wil zeggen tussen Joden en niet-Joden. Verzoeningis wel mogelijk, maar alleen in Jezus, ‘de Messias der Joden, maar ook de wensch aller Heidenen; deBeloofde aan de vaderen, maar ook het zaad der vrouw’. Hij heeft de Jood niet veranderd in deheiden, noch de heiden in de Jood, maar beiden erkend en aangenomen. Aan de voet van het kruisgeven zij elkaar de hand en vindt Israël zichzelf terug.<strong>De</strong> tweede lezing was van ds Van Andel en luidde: ‘Israël, in de Apocalypse’. 130 Voor Van Andelwas het laatste bijbelboek volstrekt niet raadselachtig, stelt <strong>Kropveld</strong> vast. Hij tekende de plaats dieIsraël in de Apocalypse innam en vatte tenslotte <strong>zijn</strong> referaat in een aantal stellingen samen:1. het Joodse volk is tot op de dag van vandaag bewaard geb<strong>leven</strong>, omdat de bestemming van hetvolk ‘zich over de verste toekomst uitstrekt’.2. volgens de Apocalypse mogen we verwachten, data. een overblijfsel van het Joodse volk tegen het eindgericht zal worden bewaard;b. dit overblijfsel door God bekeerd zal worden en door lijden en getuigen tegen het einde van de tijdeen bijdrage aan de zaak van het Godsrijk zal <strong>zijn</strong>;c. Kanaän en Jeruzalem de plaats zullen <strong>zijn</strong> waar de laatste en beslissende strijd tussen hetbekeerde Israël en de anti-christelijke wereld gestreden zal worden;d. de gemeente van de toekomst zal blijken het zaad Israëls te <strong>zijn</strong>, ‘zooals zij van alle vleeschelijkeIsmaëls en Ezau’s gezuiverd, en door eene schare zonder tal uit de volkeren versterkt, aan Abrahamtoegezegd was’;e. eerst in het ‘Godsrijk der eeuwigheid’ de hoogste bestemming van het volk wordt bereikt en deprofetie tot vervulling komt, ‘dat het volk Gods ten zegen zal worden voor de volken der wereld’.3. Zolang Jeruzalem nog in heidense handen is, moet de zending onder de Joden er vanuit gaan, datslechts enkele individuele Joden bekeerd zullen worden, ‘als teekenen, dat God Zijn volk nietverstooten heeft’. <strong>De</strong>ze tekenen worden gegeven om de hoop van de christenen ‘op de vervulling derbelofte, dat de stroom des nationalen <strong>leven</strong>s bij Israël eens tot de historische, dat is Christelijkebedding wederkeeren zal’.Het referaat werd ‘met veel opgewektheid’ besproken en – het kan niet anders – dat er zo nogal watverschil van inzicht aan het licht kwam.Na enkele toespraken van afgevaardigden hield ds Elzenga het laatste referaat onder de titel:‘Schriftmatigheid der Zending onder Israël’. 131 Elzenga wijst allereerst op een tweetal hoofdbezwarentegen de zending onder Israël:1. Israël moest een zegen voor de volken wezen, niet omgekeerd. Daarom zou zending onder Israëleen miskenning van Gods orde <strong>zijn</strong>;2. het oordeel van God is over Abrahams nakroost gekomen. Om dat oordeel op te heffen is het bestemiddel zending onder de heidenen, immers: als de volheid der heidenen ingegaan zal <strong>zijn</strong>, ‘zal ganschIsraël zalig worden’;Daarnaast wijst hij op de volgende bezwaren ‘van den tweeden rang’:1. de ‘Oude Geref. kerk’ heeft nooit zending onder Israël bedreven;2. ‘de geringe vruchten’;3. de bekeerde Joden worden meestal niet door de zending toegebracht, ‘maar langs wonderlijkewegen der voorzienigheid tot de kennis van Christus geleid’.<strong>De</strong>ze bezwaren <strong>zijn</strong> echter onhoudbaar in het licht van Christus’ bevel om aan ‘alle creaturen’ hetevangelie te prediken. Bovendien blijkt uit Romeinen 9-11, dat de apostel ondubbelzinnig <strong>zijn</strong> liefdevoor Israël uitspreekt, die niet alleen in het bidden voor, maar ook in het arbeiden aan dat volk totuiting komt. Het ‘overblijfsel’ moet toegebracht worden, volgens de spreker, door de verkondiging vanhet evangelie, zoals dat ook in de dagen van Paulus gebeurde. Het oordeel dat over Israël gekomenis, kan slechts opgeheven worden, als de heidenen Israël ‘tot jaloerschheid verwekken’.130Ds J. van Andel (1839-1910) stond in Zutphen, was ‘reizend predikant’ in Noord-Holland, diende vervolgens Heusden,Leeuwarden en Gorinchem.131Ds G. Elzenga (1856-1918) diende de gemeenten van Stiens, Sneek en Kampen. Volgens Van Gelderen (a.w., p. 26) <strong>zijn</strong>de lezingen van Elzenga en Van Andel opgenomen in Maranatha 22 (1899), 353-356 en 385-390.34

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!