<strong>Kropveld</strong> ziet in <strong>zijn</strong> tijd veel ‘wereldgelijkvormigheid’, die zich uit in taal, kleding en manieren. Wiede Here mag kennen worde door de brief van Newton aangespoord ‘om te jagen naar deheiligmaking, zonder welke niemand den Heere zal zien’. Niet iedereen die ‘Heere, Heere!’ roept zalhet Koninkrijk binnengaan, ‘maar alleen hij, die doet den wil des Vaders, die in de hemelen is’.Een bestendig Gevaar. <strong>De</strong> Propaganda der Mormonen 267Hoewel dit boekje op naam van <strong>Kropveld</strong> staat is het een ‘overdruk’ van een publicatie in <strong>De</strong>Middernachtzendeling, het orgaan van de Nederlandsche Middernachtzending-Vereeniging, die door<strong>Kropveld</strong> wordt ingeleid. <strong>Kropveld</strong> is bezorgd over de onkunde van veel jonge meisjes en vrouwen (!),die door de propaganda van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, ofwel deMormonen, worden meegesleept. 268 Vandaar deze publicatie, waar ik – omdat die niet is geschrevendoor <strong>Kropveld</strong> – verder aan voorbij ga.<strong>De</strong> Antithese 269God heeft zelf, zegt de auteur, de antithese gegeven. ‘Zoolang de mensch nog in den staat derrechtheid verkeerde, d.i. in den toestand, waarin God hem had geschapen, was er alleen ,,These”,d.w.z. was er slechts één lijn, waarlangs de mensch zich bewoog’. Alles wat de mens toen deed wasin overeenstemming met de wil van God. Na de zondeval bewoog de mens zich ook in één lijn, maardat was de lijn van ongehoorzaamheid aan God. Zo gezien heeft de mens ‘een Antithese in het <strong>leven</strong>geroepen; want hij heeft zich tegen God gesteld’. God heeft de gevallen mens echter opgezocht enwilde hem ‘herstellen’. Door te zeggen: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw, en tussenuw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenenvermorzelen’ (Genesis 3: 15) heeft God de (heilige) oorlog verklaard ‘aan de valsche verhouding,waarin de mensch zich had geplaatst’. Dit is de antithese.Vanuit de bijbel en de (kerk)geschiedenis worden voorbeelden aangegeven waaruit blijkt, ‘dat nueenmaal een tweederlei volk op aarde is’. <strong>De</strong> antithese wordt ook gezien in de tegenstellingen: lichtduisternis,smalle en brede weg en hemel en hel. Uit de laatste tegenstelling blijkt, dat de antithesezich doorzet in de eeuwigheid.<strong>De</strong> lezer wordt gevraagd de Heilige Geest te bidden de ogen te openen voor de grotetegenstellingen, ‘opdat gij het onderscheid moogt leeren kennen tusschen dood en <strong>leven</strong>, tusschenzonde en genade, tusschen Christus en Belial, en alzoo tusschen eeuwige behoudenis en deneeuwigen dood’. En in het einde ‘zal de Antithese voor aller oog openbaar worden en door aller mondworden erkend. Dan zal het eene deel der menschheid verworpen <strong>zijn</strong> en in de buitenste duisternis;maar zal ook het andere deel aanzitten met Abraham, Izak en Jakob aan de Bruiloft des Lams’. Hetboekje wordt besloten met Psalm 37: 19 (berijming 1773).Zonde – Schuld – Straf 270<strong>De</strong> schrijver wijst in dit boekje op de onverbrekelijkheid van de trits ‘zonde-schuld-straf’, omdat deHere dat tot Adam en Eva heeft gezegd: ‘Ten dage dat gij daarvan (n.l. van den verboden boom) eet,zult gij den dood sterven’. God is heilig en rechtvaardig en kan de overtreding van <strong>zijn</strong> heilig gebodniet straffeloos laten. Als het gebod wordt overtreden is er sprake van schuld, schuld die gestraft moetworden. Toen Adam en Eva toch aten van de verboden vrucht kon de straf daarom niet uitblijven. Diestraf werd weliswaar gedeeltelijk uitgesteld (Adam en Eva <strong>zijn</strong> niet direct gestorven), maar degeestelijke dood, dat wil zeggen ‘de scheiding van Gods zalige gemeenschap en de wroeging in deconsciëntie’ was er onmiddellijk. Het verband tussen zonde, schuld en straf zal tot in eeuwigheidblijven bestaan. Omdat God meestal niet op heterdaad straft, wordt het verband door ons vaak nietgezien, maar het is er daarom nog wel.<strong>Kropveld</strong> keert zich tegen degenen die zonde geen zonde, maar een zwakheid noemen. Dit gaat integen het Woord en is een leugen van Satan, die ten verderve voert. God ziet de zonde ook niet doorde vingers. Hij is zeker barmhartig en genadig, ‘maar God is ook rechtvaardig; daarom eischt Zijn267Breukelen 1906 – boekje CLXXVII.268Vreemd is het om te lezen dat de propaganda van de Mormonen vooral onder jonge meisjes en vrouwen zo aanslaat.Waarschijnlijk is deze constatering gebaseerd op de contacten die de Middernachtzending-Vereeniging had door hun arbeidonder deze bevolkingsgroep. <strong>De</strong> vereniging (opgericht in 1888 en als rechtspersoon erkend in 1890) stelde zich tot taak dezonde der ontucht te bestrijden (in de eerste plaats onder de mannen) en hielp via zogenaamde consultatiebureaus ookverstoten en hulpbehoevende vrouwen en meisjes en ongehuwde moeders. Het blad <strong>De</strong> Middernachtzendeling verscheen vanseptember 1892 tot december 1931. Zie: J. Bosch, ‘Middernachtzending’, in: Christelijke Encyclopaedie, Kampen s.a. enBibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (BNPP) op www.hdc.vu.nl/BNPP.269Breukelen 1910 – boekje CXCIX. NB. in 1913 verscheen van <strong>Kropveld</strong>s hand ook een traktaatje onder dezelfde titel.270Breukelen 1911 – boekje CCI.84
gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods bedreven is, ook met dehoogste, dat is, met de eeuwige straf, aan lichaam en ziel gestraft worde’. 271<strong>De</strong> zonde moeten we als zonde leren kennen en voor het aangezicht van God belijden. Dan zullenwe de straf ook kunnen billijken. We komen dan ‘onder het recht Gods’ , ‘maar dan komt er ook eenkermen om – en een pleiten op genade’. Maar dan mogen we ook op <strong>zijn</strong> barmhartigheid en goedheidrekenen.Op het verband tussen zonde, schuld en straf moet steeds weer gewezen worden, ook in deopvoeding van de kinderen. Zij <strong>zijn</strong> immers ‘in zonde ontvangen en geboren’ en daarom ‘strafschuldigvoor God’. Maar ook voor hen, evenals voor de volwassenen heeft Christus <strong>zijn</strong> bloed laten vloeien.Het Purimfeest 272Dit boekje bestaat uit twee delen. In het eerste beschrijft hij uitvoerig (en adequaat) het ontstaan vanhet Purimfeest en wel – dat kan eigenlijk niet anders – aan de hand van het bijbelboekje Esther. In hettweede deel gaat hij in op de vraag wat de geschiedenis van Esther ons leert. Dit deel is het meestinteressant.In de eerste plaats leert het Purimfeest (lees: de geschiedenis die in Esther beschreven wordt), ‘datwij in geheel deze geschiedenis de leiding van Gods voorzienigheid zeer klaar kunnen opmerken’.In de tweede plaats, ‘dat de Heere waakt en zorgt, dat Zijn Kerk niet van de aarde wordt uitgeroeid’Stel dat het wel gebeurd zou <strong>zijn</strong>! ‘Die Kerk droeg immers (…) den Messias in haar schoot; ware zij nuuitgeroeid, dan zou die Messias niet hebben kunnen geboren worden, zou er nooit verlossing enzaligheid hebben kunnen dagen, en zouden Gods beloftenissen wèl haar vervulling missen’.In de derde plaats leert deze geschiedenis ons, ‘dat hoe donker ooit Gods weg moog wezen, Hijtoch neerziet op degenen, die Hem vreezen, en op Hem bouwen’. 273 Israëls Wachter sluimert nochslaapt, daarom kan de Kerk moed houden als het rondom haar stormt en dondert, als de vijandenkomen en dreigen. Moed houden wanneer soms in ‘Christelijke landen’ een niet-christelijke regeringaan de macht is (de auteur wijst op Frankrijk) – zo’n regering kan de Kerk niet uitroeien. Bovendien:het bloed der martelaren is het zaad van Gods Kerk. En: ‘<strong>De</strong> geschiedenis van Mordechaï en Estherheeft ons geleerd, dat de Heere eensklaps het licht uit de duisternis te voorschijn kan roepen’.Het vierde leerpunt is, ‘dat wie een put graaft voor een ander, er zelf wel eens invalt’ ofwel: wie eengalg opricht voor een ander, wordt er zelf aan opgehangen. Daaruit kunnen we weer leren, dat wevoor een ander nooit het kwade moeten zoeken, ‘maar laten we er veel liever naar jagen om, naar hetWoord des Heeren, te bedenken alles wat liefelijk is en wèl luidt’.<strong>De</strong> geschiedenis van Esther en Mordechaï leert ten vijfde, ‘dat wij ons geloof hebben te toonen uitonze werken’. Zo treft <strong>Kropveld</strong> de ‘teedere zorg’ van Mordechai voor Esther, maar ook <strong>zijn</strong>‘onwrikbaar geloof’ als hij er bij Esther op aandringt, dat wanneer zij de belangen van haar volk niet bijde koning zou bepleiten, ‘er dan wel van een andere zijde verlossing zou dagen’, waarbij hijongetwijfeld aan ‘Israëls God’ dacht. Ook zag Mordechaï er de voorzienigheid van God in, dat Estherjuist in déze tijd de vrouw van Ahasveros was geworden.Tenslotte treft het <strong>Kropveld</strong>, dat hij later, toen hij ‘met buitengewone eer gekroond’ was, niet tot deheidense godsdienst overging, maar volop Jood bleef. Hij was niet zoals een Franse protestantsekoning, die <strong>zijn</strong> geloof verzaakte en zei: ‘Parijs is wel een mis waard!’ 274Overigens toonde ook Esther haar geloof door haar werken. Zo roept de koning op haar instigatie eenvasten uit, komt ze openlijk voor haar volk op en waagt zij zelfs haar <strong>leven</strong> voor dat volk. Dat ze meteen heidense koning trouwde, wat de Here toch verboden had, valt Esther niet te verwijten, aldus<strong>Kropveld</strong>. We moeten niet vergeten wat het is onder Oosters despotisme te moeten <strong>leven</strong>. Het maaktnogal verschil met het <strong>leven</strong> onder een Westerse constitutionele monarchie. Het maakt ook verschil ‘te<strong>leven</strong> onder de bedeeling der schaduwen, of onder het licht der vervulling, in de dagen van hetNieuwe Verbond’.<strong>De</strong> hele geschiedenis zegt, tenslotte, ‘dat, waar God tegen alle menschelijke berekening in, deJoden heeft gespaard, en nog geen voleinding met hen heeft gemaakt, wij hierin een wenk desHeeren hebben te zien om onze barmhartigheid jegens hen te betoonen’. Die barmhartigheid bestaatvoornamelijk in het prediken van Christus aan de Joden en ‘hunner gedurig voor den troon der genade[te] gedenken’.271Hier citeert <strong>Kropveld</strong>, zonder het te vermelden, het antwoord op vraag 11 (zondag 4) van de Heidelbergse Catechismus.272Breukelen 1912 – boekje CCVII. Opmerkelijk is, dat dit en het volgende boekje voorzien is van de auteursnaam: E. <strong>Kropveld</strong>,Emer. Predikant (te Rotterdam).273Hier wordt vrij geciteerd uit Psalm 73: 1 (berijming 1773).274Het betreft hier Hendrik van Navarra (La.) of Navarre (Fr.) (1553-1610) ofwel Hendrik IV van Frankrijk.85
- Page 1 and 2:
Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4:
Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6:
Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8:
etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10:
Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12:
dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14:
Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16:
De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18:
Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20:
‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22:
oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24:
ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26:
Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28:
is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30:
Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32:
Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105: B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke