wij op onze braafheid niet kunnen steunen, omdat, naar het Woord des Heeren, onze beste werken<strong>zijn</strong> als een wegwerpelijk kleed’. Als dat beseft wordt, zal het ons tot ‘waarachtige schuldbekentenis’brengen ‘en ons vergeving doen vragen in het bloed van den Heere Jezus, die voor arme zondarenaan het kruis is gestorven, en den Heiligen Geest voor hen verworven heeft’. Wanneer we‘gemeenschap’ aan dat bloed hebben, dan <strong>zijn</strong> wij bereid te sterven en is de dood ‘niet meer voor onseen koning der verschrikking, maar een bode des vredes’.<strong>De</strong> Roepstem ter Bekeering 236<strong>De</strong> Here komt met de eis om ons te bekeren. Hij heeft het Woord aan ons gegeven en het verbond dergenade met ons opgericht. <strong>De</strong> meeste van de lezers <strong>zijn</strong> uit ‘christenouders’ geboren en gedoopt,maar velen ‘leiden een <strong>leven</strong> erger dan vele heidenen doen’. Wie <strong>zijn</strong> zonden niet heeft betreurd enbeleden, die geen verzoening gezocht en gevonden heeft in het bloed van de Here Jezus, die is diepongelukkig. Wij verdienen de hemel niet door goede werken, hoezeer die ook nodig <strong>zijn</strong> (namelijk alsvrucht van een nieuw <strong>leven</strong>, als bewijs van de oprechtheid van de bekering), de hemel ís gekocht doorhet lijden en sterven van de Here Jezus. ‘Vlucht dan tot dien Christus, indien ge ’t nog nimmer hebtgedaan, zooals het ter zaligheid geschieden moet’.Geen Tranen meer! 237Er worden heel wat tranen geschreid, maar het is een voorrecht te weten, dat er eenmaal geen tranenmeer zullen <strong>zijn</strong> (zie Openbaring 21: 4). ‘Omdat Christus tranen gestort heeft over des menschen afvalvan God, ja met sterke roeping en tranen Gode Zijn Vader zich geofferd heeft, daarom zullen allen, diedoor Golgotha’s offer de hemelpoort hoopen in te gaan, ervaren, dat alle smart en rouw isweggevloden, en dat eeuwige vreugde op hun hoofd zal wezen’. Of ook de lezer in die vreugde magdelen hangt ervan af, of hij of zij zichzelf heeft leren kennen ‘als een vreemdeling op aarde, die, metden dichter van den 119en Psalm heeft leeren bidden: ,,Verberg Uw geboden voor mij niet”’. Het gaaterom dat wij ‘vergeving hebben leeren afsmeeken in het dierbaar bloed van Christus’, zo niet, dankomen we ‘in een plaats waar weening en knersing der tanden zal <strong>zijn</strong>’.,,Ach, het <strong>zijn</strong> maar Paarlen!” 238Het onderwerp van dit traktaat wordt ingeleid door een verhaaltje over een Arabier, die in de woestijndoor honger en dorst werd gekweld. Op <strong>zijn</strong> tocht ontdekte hij een mooie tas, waarin hij hoopte eentros dadels of een fles water te vinden. Helaas, hij vond slechts sieraden. Hij wierp ze weg ‘met denkreet der wanhoop: ,,Ach, het <strong>zijn</strong> maar paarlen!”’.<strong>De</strong> conclusie uit dit voorbeeld is, dat aardse schatten lichamelijke honger en dorst niet kunnenbevredigen en nog minder ‘kunnen zij onze behoeften voor de eeuwigheid vervullen’. Zonder God <strong>zijn</strong>we ‘nameloos arm’. Het gaat om de vreze des Heren, om het brood des <strong>leven</strong>s. Wie in Christusgelooft ‘is reeds in dit <strong>leven</strong> gelukkig, en die zal eens de stad worden binnengeleid, wier twaalf poortentwaalf paarlen <strong>zijn</strong>, en wier straten van zuiver goud, gelijk doorluchtig glas, met harpgetokkel zullenworden betreden’. ‘…en God Drieëenig zal de rijkdom van al haar inwoners <strong>zijn</strong>’.,,Groot is de Diana der Efézeren!” 239Een traktaat naar aanleiding van Handelingen 19: 23-25. <strong>De</strong>métrius, de zilversmid van Efeze,verdiende goud aan de verkoop van zilveren tempeltjes van Diana. Hij ziet, ‘door de prediking van eendoodeenvoudigen Jood’, <strong>zijn</strong> handel in het water vallen. <strong>De</strong>métrius zet het volk aan tot het, twee uurlang, scanderen van de leus ‘Groot is de Diana der Efézeren; groot is de Diana der Efézeren’. In dehuidige tijd is dat roepen, volgens de auteur, nog niet opgehouden. Hij ziet dat in de ‘neutraleopenbare school’, die enorm wordt gepropageerd. Hij ziet dat in de vaccinatiedwang en in de‘Vergunning’ (tot het schenken van alcoholica). Het is ieders roeping, zegt <strong>Kropveld</strong>, ‘met allegeoorloofde middelen, zooveel mogelijk mede te werken, dat genoemde afgoden steeds minder huldeworde gebracht’. Bovendien moet worden beseft, dat wij geroepen <strong>zijn</strong> om de kinderen nietzogenaamd neutraal onderwijs te geven, en dat de kinderen opgevoed moeten worden ‘in de leeringen vermaning des Heeren’. Verder hebben we tegen overheidsbemoeiing die het geweten raakt tegetuigen en te bidden en moet de ‘drankzonde’ bestreden worden.236Breukelen 1911 – Traktaat nr. 491.237Breukelen 1913 – Traktaat nr. 568.238Breukelen 1913 – Traktaat nr. 569.239Breukelen 1913 – Traktaat nr. 570.74
,,Vandaag geen Zalm.” 240Het traktaat begint met een verhaal over een koopman uit Hamburg, die <strong>zijn</strong> gasten op zalm wildeonthalen. Hij kon echter moeilijk aan zalm komen, tot hij uiteindelijk een visser tegenkwam die hemeen zalm voor vijftig mark wilde verkopen. Hoewel de koopman rijk was vond hij deze prijs veel tehoog. Uiteindelijk stond er geen zalm op het menu. Op tafel liet hij echter wel een toegedekte schotelzetten, die op zeker moment door de gastheer werd geopend. In plaats van zalm lagen ergoudstukken in. <strong>De</strong> koopman vertelde <strong>zijn</strong> ervaring met de visser én dat hij de vijftig mark voor eenarm gezin had besteed. <strong>De</strong> gasten vonden dat geweldig en legden ook geld in de schotel. Er werd zodriehonderd mark ingezameld.Conclusie: liefde maakt vindingrijk en zoekt zichzelf niet. <strong>De</strong> auteur hoopt, ‘dat we uit dit verhaalleeren, ons niet door de zelfzucht, maar door den drang der christelijke liefde tot betoon vanbarmhartigheid te laten leiden’. God heeft ons alle dingen gegeven om daar ‘rijkelijk’ van te genieten,maar wij moeten onze aardse goederen ‘niet aan allerlei doellooze en nuttelooze dingen uit (…)geven’, maar besteden in de dienst van Gods koninkrijk. ‘Omdat een dubbeltje slechts één keer kanworden uitgegeven, dient wel ten zeerste de vraag overwogen, of door het besparen van niet volstrektnoodzakelijke uitgaven ook armoede gelenigd, of de zendingsarbeid gesteund kan worden. Stondenwe bij deze vraag meer stil, onze broeders Penningmeesters zouden niet zoo dikwerf over tekortenbehoeven te klagen; en we zouden toonen het woord des Heeren goed te hebben begrepen, waar Hijzegt: ,,Ik wil barmhartigheid en geen offerande!”’Het Gebed van Dr. Heim 241Dr Heim was een beroemd geneesheer in Berlijn, schrijft <strong>Kropveld</strong>, die zeer zwaar werd getroffen doorhet faillissement van een koopmanshuis. 242 Aan een vriend, die hem vroeg hoe het met hem was,vertelde hij hoe hij zich toen voelde: ontstemd, nors tegenover <strong>zijn</strong> patiënten, bedroefd. ‘Het geld wasweg, en met het geld onze vrede’. Maar ook vertelde hij, dat hij <strong>zijn</strong> toevlucht tot God had genomen.God zei hem, dat Hij hem rijk gezegend had. ‘Jaren lang heb Ik u vergund met het geld te beuzelen,dat ge nu verloren hebt. Wees nu geen dwaas, Heim! murmureer niet langer; maar wees goedsmoedsen neem met blijdschap uw beroep weer ter hand.’ Heim beloofde het te doen en alles ging weergoed. <strong>Kropveld</strong> concludeert eruit, dat een kind van God, hoe zwaar beproefd ook, door Gods krachtzelfs het zwaarste kruis kan dragen en een christen zelfs rijk kan <strong>zijn</strong> in <strong>zijn</strong> armoede. <strong>De</strong> lezer moetzichzelf onderzoeken of hij God in Jezus Christus heeft leren kennen, of ‘nog enkel op het aardscheen vergankelijke steunt’, want hij kan zich maar één maal ‘voor de eeuwigheid bedriegen’.<strong>De</strong> Antithese 243In dit traktaat gaat het vooral over de tegenstelling geloof – ongeloof. <strong>Kropveld</strong> noemt het détegenstelling. <strong>De</strong>ze tegenstelling werkt overal in door. In gedachten, woorden, het huiselijk,maatschappelijk en staatkundige <strong>leven</strong>.Er is geen terrein, dat niet doortrokken moet <strong>zijn</strong> ‘met de beginselen van het Rijk, waarvan JezusKoning is’. Dat Jezus Koning is blijkt uit het antwoord van Jezus op Pilatus’ vraag: ‘Zijt Gij dan eenKoning?’. Bovendien heeft Jezus gezegd: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. Wie hetKoningschap van Jezus niet erkent, ‘stelt de souvereiniteit, de opperhoogheid, van den menschtegenover de souvereiniteit van God, geheel overeenkomstig het leugendogma van Satan: ,,Gij zultals God wezen”’. Daaruit komt de politieke antithese voort. <strong>Kropveld</strong> geeft er vervolgens een aantalvoorbeelden van.Hij noemt de antithese een historisch verschijnsel, dat bijna even oud is als de mensheid, en de helewereldgeschiedenis beheerst. En hoewel het christendom in Europa ‘triumfeert’, zal in <strong>zijn</strong> boezem ‘deantithese scherper dan ooit naar voren’ komen. Hij wijst op de ‘afval’ die er aan gaat komen, waardoorde geest van de antichrist kan binnendringen, zo goed als de ‘”paganistische factoren” al bij deafvallige christenvolken’ konden indringen. 244 Door de Franse revolutie heeft bovendien het240Breukelen 1913 – Traktaat nr. 576.241Breukelen 1913 – Traktaat nr. 577.242Het betreft hier Ernst Ludwig Heim (1747-1834). Dat hij inderdaad beroemd was blijkt ondermeer uit de volgende zaken: hijwas ereburger van de stad (sinds 1822), in 1984 werd er een postzegel van hem uitgebracht, er is een ziekenhuis naar hemgenoemd, alsmede een school en verscheidene straten. Op de begraafplaats van de Jeruzalems- en Nieuwe Kerkgemeentebevindt zich een eregraf. ‘Dr. Heim war einer der Begründer der modernen Medizin, führte die Pockenschutzimpfung ein undbehandelte jährlich tausende Arme unentgeltlich’, vermeldt Wikipedia. Zie:http://de.wikipedia.org/wiki/Liste_der_Ehrenb%C3%BCrger_von_Berlin en http://www.epoche-napoleon.de/pages/bio/heim.htm243Breukelen 1913 – Traktaat nr. 578.244‘Paganistische factoren’: ik neem aan dat <strong>Kropveld</strong> hier doelt op heidense invloeden. Tegenwoordig is paganisme eenverzamelnaam voor hekserij, occultisme, natuurreligie etc.75
- Page 1 and 2:
Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4:
Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6:
Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8:
etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10:
Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12:
dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14:
Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16:
De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18:
Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20:
‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22:
oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24: ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26: Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28: is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30: Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32: Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105: B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke