Bijlage 7 Specifieke adviezenNiet alles laat zich plaatsen en schikken binnen een geheel. Al voor de<strong>Taakgroep</strong> aan de slag ging, bleken sommige inhoudelijke vragen eenbijzondere positie in te nemen. In de opdracht te adviseren over dekaders voor de onderbouw nemen drie onderwerpen een bijzonderepositie in, omdat daarvoor aan de <strong>Taakgroep</strong> specifieke adviezen zijngevraagd:• plaats en inhoud van maatschappelijke oriëntatie• een tweede moderne vreemde taal in het vmbo• het vak Fries.I. Het Akkoord verwoordt de breed gevoelde zorg om (verval van)normen en waarden, sociale cohesie en integratie. Daarom moet in hetvoortgezet onderwijs aandacht worden besteed aan ‘maatschappelijkeoriëntatie, waarbij de verschillende levensbeschouwingen aan de ordekomen.’ Aandacht voor ‘de verschillende levensbeschouwingen’ zoudus in ieder geval tot de inhoud van maatschappelijke oriëntatiemoeten behoren. Maar vooral wordt duidelijk dat maatschappelijkeoriëntatie erop gericht moet zijn de sociale cohesie en integratie van deverschillende groepen in de samenleving te bevorderen.De <strong>Taakgroep</strong> heeft zich in deze onderwerpen verdiept, onder meerdoor brede consultatie van betrokkenen in het veld. Deze bijlage isdaarvan het resultaat. We beschrijven per onderwerp de gevolgdewerkwijze en de aangetroffen zienswijzen, en formuleren op gronddaarvan onze adviezen.Plaats en inhoud van maatschappelijkeoriëntatieBij maatschappelijke oriëntatie hangen plaats in het curriculum eninhoud nauw met elkaar samen. Bij de plaats gaat het er vooral om, ofhet in het kerndeel of in het differentiële deel thuishoort. Als datlaatste het geval is, bepaalt de school en niet de overheid de inhoud.Omgekeerd hangen overwegingen over de plaats af van de inhoud.Daarom moeten we eerst nagaan over welke mogelijke inhoud we hethier hebben.Met het bovenstaande als uitgangspunt heeft de <strong>Taakgroep</strong> zich op hetonderwerp georiënteerd. Het ging daarbij om een inhoudelijkeverkenning (wat is het?) en om een eerste inventarisatie van de praktijkin scholen (wat gebeurt er op dit gebied al?), van al bestaande regelgeving(wat moet al?) en van lopend beleid (waar is al een begin meegemaakt?).De interpretaties van ‘maatschappelijke oriëntatie’ waaieren uit overeen bijzonder breed terrein. De betrokkenheid en het enthousiasmewaarmee op vele scholen al wordt gewerkt is groot. Er is een veelheidaan belangrijke en degelijke adviezen, adviesvragen, opdrachten enproducten in verband met gerelateerde beleidsinitiatieven: adviezenvan de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling; studies,verkenningen en adviezen van de Onderwijsraad; een advies van deWetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid; opdracht aan enproducten van de Landelijke Pedagogische Centra.De opdrachtbrief noemt alleen de term ‘maatschappelijke oriëntatie’ engeeft geen verdere aanwijzingen over de inhoud. Met maatschappelijkeoriëntatie kan veel worden bedoeld. Het onderwerp, de maatschappij,heeft veel invalshoeken en ook het begrip ‘oriëntatie’ wijst op breedte.Het kan dus een brede range van onderwerpen en thema’s inhouden:van maatschappijleer tot lessen in leefstijl, van levensbeschouwing totberoepenoriëntatie, van omgangskunde tot staatsinrichting. Ook overde vorm laat de opdracht zich niet uit. Gaat het om een nieuw vak ofover vakoverstijgende inhouden en activiteiten? Gaat het over kennisIn de verschillende regionale bijeenkomsten en andere contacten methet scholenveld kwam een impliciete interpretatie van de inhoud vanmaatschappelijke oriëntatie naar voren, waarvan wij hier zijnuitgegaan: het gaat primair om sociale cohesie en integratie. Bij hetbereiken daarvan spelen kennis van en begrip voor de verschillendelevensovertuigingen een rol, maar ze bepalen slechts een deel van deinhoud. Bovendien bleek het in het onderwijsveld naast de inhoud ookte gaan om het onderwijsproces, de organisatie van de school en decontacten met de wereld daarbuiten.en vaardigheden of ook over ervaringen en waardeoordelen?De inhoud betreft kennis, vaardigheden en attitudes op het gebied vanDe vraag aan de <strong>Taakgroep</strong> hangt direct samen met een zinsnede in hetStrategisch Akkoord dat de basis vormde voor het kabinet Balkenende-waarden en normen, verschillende levensbeschouwingen, democratischen actief burgerschap, persoonlijke verantwoordelijkheid,52 Beweging in de onderbouw / Bijlagen
overheid voor plaats en inhoud van maatschappelijke oriëntatie in deonderbouw. Voor scholen is het vanzelfsprekend dat dit de verantwoordelijkheidvan de school is. Men zoekt naar wat en hoe van maatschappelijkeoriëntatie, maar vindt beslissingen daarover een zaak voor deschool zelf en niet voor de overheid. In de peiling in de informele <strong>Taakgroep</strong>netwerkenwordt dat bevestigd. Vrijwel niemand (5 procent) gafaan dat de overheid de inhoud volledig aan de scholen zou moetenoverlaten. Hetzelfde kleine percentage vindt dat de overheid de inhoudwel moet bepalen. De meest voorkomende opvatting (60 procent) isdat de overheid moet verplichten dàt scholen er aandacht aanbesteden, maar dat scholen zelf vorm en inhoud moeten kunnenbepalen. Ook de iets verdergaande opvatting, dat de overheid daarbijkaders of hoofdlijnen aangeeft voor de inhoud, komt voor (30 procent).sociale vaardigheden, leefregels/leefstijl. Dit houdt niet op bij kennisoverdracht:juist ook waardering, beoordeling en reflectie daarop zijnwezenlijk. Bovendien heeft het alleen behandelen van inhoud onvoldoendeeffect. Maatschappelijke betrokkenheid en individuele verantwoordelijkheidontstaan en gedijen alleen als de maatschappij omgekeerdook betrokkenheid bij en zorg voor het individu toont, en als hetindividu ertoe doet. Anders blijft het bij een ‘machteloos moreel appèl’zoals de RMO zegt in het advies Geen woorden maar daden.Maatschappelijke oriëntatie vindt impliciet ook plaats door de aard vanhet onderwijsproces. Leerlingen ervaren hun relatie met leraren, zowelpedagogisch-didactisch als persoonlijk, als voorbeelden van relaties inde maatschappij. Ook in de interne organisatie vindt dit ‘voorleven’plaats in de mate waarin scholen leerlingen invloed, identificatiemogelijkhedenen ervaringen bieden. Ten slotte is ook de relatie metde omgeving van belang: ouders, buurt, wijk, bedrijfsleven, zorginstellingen,politie/justitie, culturele instellingen.In september 2003 heeft de Onderwijsraad het advies Onderwijs enburgerschap uitgebracht over de mogelijke rol van het onderwijs in hetstimuleren van sociale samenhang. De relatie met de vraag naar plaatsHet onderkennen van het belang van het onderwijsproces en deonderwijsorganisatie voor het ontwikkelen van maatschappelijkebetrokkenheid, sociale vaardigheden en persoonlijke verantwoordelijkheiden daarmee sociale cohesie, leidt tot de conclusie dat het nietzinvol is om maatschappelijke oriëntatie als afzonderlijk leergebiedeen plek te geven. Dat zou eerder averechts kunnen werken door deindruk dat de doelen in afzondering van andere vakken en los van derest van de organisatie zouden kunnen worden bereikt. Als er op ditgebied een uitdrukkelijke taak voor het onderwijs ligt, ligt die er voorde school als geheel.en inhoud van maatschappelijke oriëntatie is groot. De Raad komt tenaanzien van burgerschapsvorming tot een advies dat in belangrijkemate overeenstemt met de bevindingen en opvattingen van de <strong>Taakgroep</strong>over maatschappelijke oriëntatie: de overheid zou wettelijkmoeten voorschrijven dat het onderwijs mede gericht is op bevorderingvan burgerschap, zonder geheel in te vullen waar dieburgerschapsbevordering uit zou moeten bestaan. De school zoubovendien in het schoolplan moeten aangeven hoe burgerschap wordtbevorderd en over de uitvoering van dit beleid verantwoording moetenafleggen. Burgerschapsvorming zou niet ondergebracht moetenworden in een apart vak, maar ingebed in het gehele curriculum. DatKerndoelen kunnen slechts een beperkte invloed hebben op het effectvan maatschappelijke oriëntatie. Dat is niet alleen zo vanwege desluit aan bij het denken in de <strong>Taakgroep</strong> zoals dat al tot uiting kwam inhet in april 2003 uitgebrachte werkdocument voor scholen.vrijheid van onderwijs, waarin het voor een belangrijk deel niet aan deoverheid maar aan de scholen om de inhoud van maatschappelijkeAdviezenoriëntatie te bepalen, maar ook vanwege het belang van het proces ende organisatie waarin die inhoud wordt overgedragen. De constateringdat vastgelegde kerndoelen slechts een beperkte invloed hebben ophet bereiken van de doelen van maatschappelijke oriëntatie doetechter geen recht aan het belang dat er in de samenleving, maar ook inde scholen wordt gehecht aan deze taak van de school. Dat is eenreden om doelen van maatschappelijke en sociale betrokkenheid envaardigheden op een andere manier toch een plaats te geven.• Beperk de directe overheidsbemoeienis met de inhoud van maatschappelijkeoriëntatie in de onderbouw tot wat is opgenomen in bijgaandvoorstel voor een nieuwe set kerndoelen. De elementen vanmaatschappelijke oriëntatie zijn daarin te vinden in de algemenekarakteristiek van het onderwijs in de onderbouw en in de karakteristieken de kerndoelen van verschillende vak- en leergebieden;• Leg in overkoepelende regelgeving voor het hele voortgezetonderwijs vast dat het onderwijs een opdracht heeft op het gebied vanDe <strong>Taakgroep</strong> heeft opvattingen in het scholenveld over de rol van deoverheid in het bepalen van de inhoud van maatschappelijke oriëntatieop verschillende manieren gepeild: op een VVO-bijeenkomst, via eeninformele peiling en via de website. De algemene conclusie is dathet bevorderen van actief burgerschap, sociale cohesie en integratie.• Stimuleer scholen tot het uitvoeren van deze opdracht door hetbieden van praktijkvoorbeelden, externe ondersteuningsmogelijkheden,uitwerkingen van verschillende curriculummogelijkheden.scholen zich niet erg bezighouden met de verantwoordelijkheid van deBeweging in de onderbouw / Bijlagen 53