02.05.2013 Views

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

zoekt De Boer in zijn inleiding tot Giorgi's 'Fenomenologie en de grondslagen van de psychologie' (1978) 6 naar<br />

een oorzaak voor het falen van de School. Hij wijst op het ontbreken van een concreet onderzoeksprogramma:<br />

"Het wezenlijke van de mens bleef het terrein van de wijsgerige antropologie die de constitutieve beginselen van<br />

het menszijn tracht op te sporen. Het werd niet duidelijk hoe op dit gebied binnen het door de wijsgerige<br />

antropologie uitgezette kader empirisch onderzoek gedaan moest worden" (De Boer, in Giorgi, p.28).<br />

Ook Schenk komt in haar studie over de historie van de School (1982) tot die conclusie. Zij schetst een<br />

beeld van een 'antiquiteitenkabinet' en gebruikt kwalificaties als 'échec' en 'mythe'. Het emeritaat van Buytendijk<br />

(1957) luidt naar haar idee het einde van de Utrechtse School in, 'het einde van een mythe'. Ook zij kan geen<br />

fenomenologisch onderzoeksprogramma vinden: "De Utrechtse School heeft nooit duidelijk gemaakt wat wel en<br />

wat niet fenomenologisch onderzoek was (...)" (Schenk, p.13). Daarom probeert zij zelf tot een omschrijving van<br />

de Utrechtse methode te komen, die het best met de woorden: 'eerst goed kijken en nadenken' weergegeven kan<br />

worden, al werkte ieder dat op zijn eigen manier uit (Schenk, p.17).<br />

In zijn reactie op Schenk verwijt Beekman in zijn artikel 'De Utrechtse School is dood! Leve de<br />

Utrechtse School' (1983) haar een te eenzijdig en gesimplificeerd beeld te hebben gegeven. Beekman, die zich in<br />

dit artikel afficheert als een 'Schüler Langevelds' 7 , wil de naam van de Utrechtse School zuiveren. Wat hem<br />

betreft is de School ten aanzien van de pedagogiek en de pedagogische psychologie, ook na 1957 nog<br />

'springlevend' (Beekman, 1983, p.61). Na een opsomming van publicaties die in de Utrechtse traditie verschenen,<br />

concludeert hij: "Nee, de Utrechtse School is niet dood, de traditie vernieuwt zich en leeft voort" (Beekman, 1983,<br />

p.70).<br />

In zijn artikel 'De Utrechtse School is dood. Leve de Utrechtse School! Deel II' (1993) zwakt Levering<br />

Beekmans al te optimistische opvatting wat af. De School is wel degelijk dood, hoewel... Levering acht als meest<br />

kenmerkend voor de Utrechtse School het feit dat er diverse interpretaties mogelijk zijn: "Voor de een het toppunt<br />

van van onwetenschappelijkheid, voor de ander nog altijd een bron van inspiratie" (Levering, p.10). Ieder heeft<br />

zijn eigen Langeveld: "Je op Langeveld beroepen is voor velen mogelijk, omdat zijn werk zo breed is en omdat<br />

zijn basisgedachten zich zo goed lenen voor vernieuwing" (Levering, p.8). Daarom is zijn werk voor de 'insider<br />

altijd nieuw' en voor de 'buitenstaander hopeloos ouderwets'. Dat heeft tot gevolg dat het niet mogelijk is een<br />

'beperkt project' in de Utrechtse traditie uit te voeren, aldus Levering: "(...) omdat een van de kenmerkende<br />

eigenschappen nu juist te vinden is in de breedte en variëteit" (Levering, p.8).<br />

Levering signaleert dat het in de 'nieuwe' Utrechtse School, in tegenstelling tot de 'oude' School, ontbreekt<br />

aan politiek (en sociaal) engagement. Was het pedagogische project van de 'oude' School op de 'gehele<br />

samenleving' gericht, voor het gros van de aanhangers van de 'nieuwe' School is dat niet aan de orde: "Voor<br />

sommigen ging zelfs die concrete praktijkgerichtheid te ver" (Levering, p.8).<br />

In haar <strong>proefschrift</strong> 'De regels van het vak' (1990) neemt Dehue een hoofdstuk op, getiteld: 'Als al wat<br />

levend ons ontmoet', waarin zij de geschiedenis van de Utrechtse School behandelt. Ook Dehue zet vraagtekens<br />

bij het fenomenologische karakter van de School. Wie in Utrechtse publicaties zoekt naar cohorente voorschriften<br />

aangaande het doen van fenomenologisch onderzoek, merkt al snel dat die daaruit niet zijn af te leiden (Dehue,<br />

p.78). Bovendien zouden er normen gelden die nogal afwijken van de standaardopvattingen. De Utrechtse School<br />

deed geen fenomenologisch onderzoek met behulp van geijkte handboeken voor methoden en technieken; men<br />

streefde de vorming tot een volwassener staat van menszijn na. Zelfkennis en 'persoonlijk geïnteresseerd<br />

deelhebben aan elkaar in de ontmoeting' zouden daartoe belangrijke elementen zijn (Dehue, p.80). Uiteindelijk kan<br />

Dehue in de onderzoeksopzet van de Utrechtse School geen methodologische stappen in de zin van Husserl<br />

vinden, en zij vraagt zich daarom af of de Utrechtse psychologen zich misschien niet ten onrechte fenomenologen<br />

noemden (Dehue, p.84).<br />

Toch is er sprake van een enkele eenzame poging tot 'renovatie' van de Utrechtse School. Bijl, die eigenlijk altijd<br />

in de schaduw van Langeveld gebleven is, publiceert enkele artikelen over de leefwereld. De opvattingen in zijn<br />

studie 'De genese van ervaring en kennis' (1978) vinden echter amper gehoor. 8 Bijl bemerkt bij de meeste sociale<br />

wetenschappers een grote hang naar natuurwetenschappelijke methoden. Als tegenwicht benadrukt hij de manier<br />

waarop het begrip 'leefwereld' in de antropologie wordt gebruikt (Bijl, 1978, p.1). Bijl acht positivistisch getinte<br />

wetenschapsopvattingen onbevredigend en wil vanuit een vernieuwd Utrechts ideaal een wetenschaps-theoretische

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!