02.05.2013 Views

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bleeker en Mulderij stellen dit soort vragen niet. Zij zijn in andere dingen geïnteresseerd, gebeurtenissen<br />

die je meemaakt, belevenissen. Spannende zaken die echter weinig zeggen over belevingen die 'betekenis hebben'.<br />

Het is moeilijk inzicht in de kinderlijke beleving te krijgen wanneer niet geprobeerd wordt tot die oorspronkelijke<br />

betekeniskern door te dringen. In plaats van de volle rijkdom van de beleving te ontraadselen, nemen Bleeker en<br />

Mulderij genoegen met feiten die zij, paradoxaal genoeg, als onbruikbaar voor belevingsonderzoek wilden<br />

bestrijden.<br />

Deze tegenstrijdigheid blijkt nog sterker in hun tweede publicatie: 'Kinderen wonen ook' (1982). Ook nu<br />

signaleren Mulderij en Bleeker in de sociaal-wetenschappelijke literatuur een teveel aan kwantitatieve interesse<br />

naar het gebruik van de woonomgeving, maar niet naar de beleving ervan: "Er werd vrij afstandelijk<br />

geobserveerd wat kinderen buiten deden, hoe zij hun woonomgeving gebruikten. Maar er werd niet met de<br />

kinderen gepraat, naar hun beleving werd niet gevraagd. 'Kind schopt bal tegen muurtje' werd geconstateerd, niet<br />

'omdat het spannend is tegen deze muur te schoppen, want dan komt dat gekke mens misschien wel weer naar<br />

buiten'. Met andere woorden de bestaande onderzoeken waren sterk 'kwantitatief'; wij besloten daarentegen<br />

'kwalitatief' onderzoek te doen" (M.& Bl., 1982, p.9). De lezer krijgt weliswaar enige informatie over de manier<br />

waarop kinderen wonen (feitelijk waarneembaar), maar hoe zij hun woonomgeving beleven, zoals de bedoeling<br />

was ('wat betekent het' etc.), blijft onbekend. In dit 'kwalitatief' bedoelde onderzoek raken de onderzoekers niet tot<br />

de betekenisvolle belevingskern; zij vragen er zelfs niet naar. De spanning die de woede van 'het gekke mens'<br />

teweegbrengt, kan geen garantie tot inzicht in belevingen bieden.<br />

Ook in het <strong>proefschrift</strong> koppelen Bleeker en Mulderij het belevingsbegrip aan spannende 'dan-kan-je-lachensituaties'.<br />

Weer wordt 'het gekke mens' ten tonele gevoerd: één van de kinderen uit het onderzoek zegt: "(...) dan<br />

komt dat gekke mens naar buiten, dan kan je lachen, vorige week was, nou, ze was pisnijdig en wij lagen gewoon<br />

helemaal dubbel" (Bl.& M., 1984, p.49). Dit geldt ook voor hun 'deelnemende ervaring' bij het 'ruitje-tik', 'belletje<br />

lellen' en het dubieuze 'jatten van maiskolven bij de boer' (Bl.& M. p.168), waarbij het 'anarchisme' zover gaat,<br />

dat de pedagogische verantwoordelijkheid wordt verzaakt. Belevingen zijn in de ogen van Bleeker en Mulderij<br />

altijd spannend. Wat dat betreft voegt het <strong>proefschrift</strong> niets toe aan eerdere publicaties. Werd het belevingsbegrip<br />

daarin vooral gebruikt in zinnen als: "(...) dan moet er iets te beleven vallen in een woonomgeving voor kinderen.<br />

En wanneer valt er nu iets te beleven?" (Bl.& M., 1978, p.110), in het <strong>proefschrift</strong> is dit niet anders. Dat blijkt als<br />

ze het huttenbouwen in het korenveld vergelijken met de hut in het trappenhuis van de flat: "De bouwactiviteit is<br />

ongeveer even groot, maar de beleving is toch anders. Dit mag gewoon, dus het is iets minder spannend maar wel<br />

zo veilig" (Bl.& M. 1984, p.16). Omdat het niet verboden is, is het minder spannend. Op grond van dit criterium<br />

bepalen Bleeker en Mulderij hun belevingstermen. Een zin als: "In een heel veilige woonomgeving blijkt weinig te<br />

beleven (...)" (Bl.& M., 1984, p.128), is in dit verband zeer karakteristiek.<br />

Hetzelfde gebeurt in het volgende voorbeeld. Als Bleeker en Mulderij het hebben over plekken waar<br />

kinderen graag spelen, schrijven zij: "Vaak zijn dat plaatsen waar wat te beleven valt, daar kun je ook je vriendjes<br />

tegenkomen. Kinderen gaan vaak naar kleine rommellandjes, ook grasveldjes worden veel opgezocht want die zijn<br />

geschikt voor balspelen" (Bl.& M., 1984, p.45/46). Het spanningselement dat in deze zinnen aan 'beleven'<br />

gekoppeld is, wijst op een zekere beperking van het belevingsbegrip. Het gaat hier om ontmoetingsplaatsen waar<br />

kinderen 'samen-leven', samen (voet)ballen, waar zij hun gezamenlijke ervaringen hebben. Hoe zij op dat moment<br />

dat samenzijn beleven is nu niet aan de orde, al suggereren Bleeker en Mulderij dat wel. Dit geldt ook voor het<br />

onderzoeksthema 'ruimtebeleving als een aspect van de kinderlijke belevingswereld': "Een eigen tent maakt het<br />

nog spannender, je woont als kind op jezelf. Eigen baas over je ruimte, een gevoel van groot zijn" (Bl.& M. 1984,<br />

p.90/91). Al lijkt hier een aanzet tot een beleving geboden te worden, de spanning blijft primair. Het wordt niet<br />

duidelijk hoe de kinderen 'het op zichzelf wonen', 'eigen baas zijn' of 'het groot zijn' beleven. Nergens maken<br />

Bleeker en Mulderij in hun werk expliciet wat zij onder 'beleven' verstaan, behalve dat zij er twee 'sferen' aan<br />

toekennen: "We beperken ons tot twee die we regelmatig tegenkwamen en die ook niet onbelangrijk zijn voor de<br />

beleving van de buitenruimte. Kort aandacht nog voor spanning en het geheime" (Bl.& M., 1984, p.48).<br />

Uit een later artikel 'Ouderlijk huis, huis van kinderen?' blijkt dezelfde koppeling tussen 'spanning' en<br />

'beleven' als 'sferen' van de beleving. Bleeker en Mulderij gaan prat op hun 'belevingsmateriaal' vol spanning,<br />

angst en avontuur: "(...) ons materiaal staat bol van de uitspraken over angstbeleving" (Bl.& M., 1987, p.9).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!