Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Judith<br />
Het is maandagochtend 10 uur. Ik zit aan mijn bureau en bekijk wat schriften van leerlingen. Mijn klas,<br />
de vijfde, is aan het werk. Er wordt geklopt. Clazien doet open en Judith uit de eerste komt binnen. Ze<br />
loopt naar mijn bureau en zegt zachtjes: "Ik moest van mamma zeggen dat Johan ziek is". Ik kijk haar<br />
aan en vraag wat hem mankeert, maar ze zegt niets. Ik zie angst in haar ogen en het onbehaaglijke<br />
gevoel dat er iets mis is, bekruipt me. Ik zeg: "Judith, is er wat?" Ze legt haar handjes op mijn arm en er<br />
gaat een schok door mij heen. Haar handen zijn ijskoud. Ik pak haar hand en herhaal mijn vraag. Even<br />
aarzelt ze, dan begint ze zachtjes te huilen en fluistert nauwelijks hoorbaar: "...er was een man...". Als<br />
in een flits schieten beelden door mijn hoofd. Ik sta op, neem haar bij de hand en samen lopen wij de<br />
klas uit. In het kamertje begint ze te huilen en komt het verhaal er stukjes bij beetjes uit.<br />
De details doen hier niet ter zake. Ter reconstructie alleen dit: Judith was die ochtend alleen<br />
naar school gegaan. Haar broertje, die bij mij in de klas zat, was ziek thuis gebleven. Een man had haar<br />
onderweg aangesproken en gevraagd of hij haar achterop zijn fiets naar school zou brengen. Dat leek<br />
haar wel wat, nu Johan niet bij haar was. In een parkje, niet ver van school, had hij haar op een<br />
afschuwelijke manier misbruikt. Het latere onderzoek van de huisarts liet daarover geen twijfel bestaan.<br />
Na het gebeurde had de man haar weer achterop zijn fiets gezet en haar vlak bij school achtergelaten.<br />
De juf van de eerste had wel opgemerkt dat Judith een half uur te laat was, maar ze had daaraan weinig<br />
aandacht geschonken. Judith was stil op haar plaats gaan zitten en had pas veel later gevraagd of ze<br />
even naar mij mocht om te zeggen dat Johan ziek was. De juf had verder niets aan haar gemerkt.<br />
De gebeurtenis van die ochtend was voor Judith een afschuwelijke ervaring. Wat moest ze doen? Ze<br />
stond voor de school en de enige mogelijkheid was naar binnen te gaan. De weg naar huis was in haar<br />
beleving een eindeloze, en vooral onveilige weg. Haar eigen klas was voorlopig een omgeving waarin ze<br />
tot zichzelf kon komen. Niemand die speciaal op haar lette of haar moeilijke vragen zou stellen.<br />
Dan, na een half uurtje, komt langzaam de werkelijkheid terug: "Ik zie de man van vanochtend<br />
bijna niet meer, die is heel klein geworden. Maar ik zie Johan, die ziek is en mamma die gevraagd heeft<br />
of ik dat even tegen de meester wil zeggen. Ik vraag aan de juf of ik even naar de vijfde mag. Het mag<br />
en ik loop de gang op. De meester van Johan lijkt wel een beetje op pappa. Hij maakt vaak grapjes en ik<br />
wandel graag met hem over het plein. Ik klop. Clazien doet open en ik loop naar het bureau, waar ik<br />
hem als in een waas zie zitten. Het is net alsof ik droom: ik zeg wat ik zeggen moet, maar ik bereik hem<br />
niet. Hij is te ver weg. Hij vraagt me wat, maar ik versta hem niet. Plotseling zie ik de man weer voor<br />
me, de man in de bosjes: een afschuwelijk monster. Ik grijp de arm van de meester en voel me vreselijk<br />
alleen".<br />
Deze beschrijving onthult de werking van het scharnier en de begrippen die de scharnierfunctie<br />
vertegenwoordigen: 'lichaam' en 'vertrouwdheid'. Om noodsignalen uit te zenden schieten woorden tekort.<br />
Judiths hele wezen drukt zo'n signaal uit. Haar ogen en handen, haar hele lichaam is erbij betrokken. Vooral<br />
haar handen spreken. Ze steekt ze uit en geeft uiting aan wat in haar leeft: een duidelijke hulpvraag. Ze zet<br />
daarmee een eerste stap, in de hoop dat die vraag zal worden beantwoord. Daardoor kan ik haar angst, haar<br />
wanhoop en verdriet voelen. Haar onrust en mijn rust raken elkaar niet alleen, ze glijden in elkaar over,<br />
beïnvloeden elkaar: mijn rust neemt iets van haar onrust weg, terwijl op hetzelfde moment haar onrust mij<br />
alarmeert. Haar angst wordt mijn angst. Onze handen zijn contactpunten die elkaar op het moment van<br />
herkenning raken. Ze vormen een bijzonder wereldje tussen ons: een 'tussenwereldje' van gedeelde angst,<br />
dat gestalte krijgt wanneer wij hand in hand de klas uitlopen.<br />
Niet alleen Judiths lichaam is geschonden. Ook haar vertrouwen in de wereld is kapot. Toch blijkt ze in<br />
staat haar signaal uit te zenden naar iemand waarvan ze hoopt dat die te vertrouwen is en haar noodkreet<br />
verstaat, iemand die ze via haar zwijgende lichaam kan bereiken. Voor die ontmoeting is méér nodig dan het<br />
uiten van die kreet alleen, haar roep moet ook worden opgevangen. Het uiten van de hulpvraag is de eerste<br />
stap, het verstaan ervan de tweede. Pas daarna kan ze worden geholpen. Judiths hulpvraag is een vraag<br />
naar olie om het scharnier weer te doen bewegen.