Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
vécu') geen rekening, omdat zij elke subjectieve inmenging als schadelijk voor de betrouwbaarheid van<br />
hun onderzoek achten.<br />
De terugkeer naar de geleefde wereld is te vergelijken met de manier waarop men zich een<br />
tekst eigen maakt. Zonder subjectieve betrokkenheid is dat niet goed mogelijk: in teksten vinden wij<br />
alleen datgene terug wat wij er zelf hebben ingelegd. Dit geldt ook voor de fenomenologie: "Slechts in<br />
onszelf zullen wij de eenheid van de fenomenologie en haar ware zin vinden" (PP, p.II). Alles krijgt dan<br />
een zin, mits wij tot de unieke existentiële betekeniskern willen gaan; alles is dus waar omdat wij slechts<br />
kunnen denken vanuit wat wij zijn (PP, p.XIV). 16 Fenomenologie is altijd 'fenomenologie-voor-ons'<br />
(PP, p.II). 17 Dat wil zeggen dat wij in ons oordeel altijd onszelf meenemen. Deze betrokkenheid betreft<br />
ook het kennen van de ander. In het 'lezen' van de ander herkennen wij eerder dan dat wij het vreemde<br />
kennen. Er is dus eigenlijk sprake van een herkenningsprobleem.<br />
De basis van de fenomenologie is in diepste kern ambigu. Dit gegeven werkt in alle facetten<br />
door. Zo houdt de reductie tot 'de dingen zelf' een distantie in ten opzichte van de objectieve<br />
wetenschappen. Merleau-Ponty wil de 'ervaring van de wereld' tot leven brengen en het primaat<br />
toekennen aan de 'expérience vécu', de tot leven gebrachte, pre-reflexieve ervaring: "Terugkeren naar<br />
de dingen zelf betekent terugkeren naar de wereld die aan de kennis voorafgaat (...) zoals de geografie<br />
afhankelijk is van het landschap, waarin wij al geleerd hebben wat een bos, een weide of een rivier is"<br />
(PP, p.III).<br />
Voor de pedagoog betekent dit dat hij afhankelijk is van het kindbeeld dat hij heeft. De<br />
'kinderwereld' is er vóór elke verklaring of analyse die hij ervan kan geven; een wereld die niet<br />
geconstrueerd of geconstitueerd kan worden (PP, p.IV), al wil dat niet zeggen dat hij de ervaring uit<br />
die wereld niet kan oproepen. Dit bepaalt het specifieke karakter van de fenomenologie: het<br />
ongereflecteerde is altijd als fundament aanwezig en maakt reflectie mogelijk. Met andere woorden: de<br />
fenomenologische reductie vormt een essentieel element van de existentiële filosofie, die ervan uitgaat<br />
dat wij gesitueerd zijn, aan-de-wereld zijn en dat er geen denken is dat geheel ons denken omvat (PP,<br />
p.IX). Daarom leert een te vanzelfsprekende wetenschapshouding ons niet echt de beleving van<br />
kinderen kennen. In termen van Merleau-Ponty is wijsbegeerte: 'hernieuwde ervaring van haar eigen<br />
begin' (PP, p.IX). Dit betekent dat de fenomenen zich pas laten kennen, als wij die met (pedagogische)<br />
verwondering naderen. Wij worden ons de intersubjectieve betrekkingen pas bewust als wij, zoals<br />
Merleau-Ponty benadrukt, ons 'aan-de-wereld-zijn' opnieuw ontdekken door onze vooroordelen en<br />
zekerheden van de wereld op te schorten. Pas dan ontstaat er 'verwondering ten aanzien van de<br />
wereld'. Toch heeft deze reductie slechts een tijdelijk karakter en is dus voorlopig. Een volledig<br />
terugtrekken uit de wereld is onnodig en zelfs onmogelijk. Om te kunnen waarnemen en te reflecteren<br />
is afstand nodig: "De reflectie trekt zich niet uit de wereld terug naar de eenheid van het bewustzijn als<br />
fundament van de wereld, maar doet eerder een paar stappen achteruit om de transcendenties van de<br />
wereld in hun wording te aanschouwen; zij rekt de intentionele draden die ons met de wereld verbinden<br />
uit, opdat ze beter zichtbaar worden (...)" (PP, p.VIII). 18 Toch blijft deze 'zichtbaarheid' beperkt: "Het<br />
voornaamste dat de reductie ons leert, is de onmogelijkheid van een totale reductie" (PP, p.VIII). Wij<br />
zullen nooit volledig tot het wezen van de dingen, tot de ander, tot het Zijn kunnen doordringen. Er<br />
blijft altijd een 'op zich' over, dat maakt dat de door ons gestelde pedagogische vragen nooit geheel<br />
opgelost kunnen worden.<br />
Het is onvermijdelijk dat de reductie tot de oorsprong van de fenomenen gevolgen heeft voor aard van<br />
sociaal-wetenschappelijke vraagstellingen, die nu niet meer op een kenleer maar op een zijnsleer<br />
gefundeerd moeten worden. Zoals dingen door ons 'gekend' worden, 'kennen' wij de ander en de ander<br />
'kent' ons op een zijnsniveau, vóórdat wij elkaar tot studie-object hebben gemaakt. Voor de pedagogiek