02.05.2013 Views

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

Volledig proefschrift (997 kB) - Les 4 vents - Siep Kooi

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

te kunnen werken. Toch ontkomen ook zij er niet aan zo nu en dan over de wetenschappelijkheid van hun<br />

onderzoek na te denken, al moet de lezer dit begrijpen tegen de achtergrond van hun 'lichte hang naar<br />

wetenschapstheoretisch anarchisme': "Ons eindprodukt zelf zou moeten overtuigen, niet de wetenschappelijke<br />

verantwoording ervan" (Bl.& M., 1988, p.273). Deze minachting voor een verantwoorde wetenschapshouding<br />

wordt nog duidelijker wanneer Bleeker en Mulderij hun 'anarchie' naast hun 'fenomenologische en etnografische<br />

werkwijze' stellen: "(...) daarnaast is enig kennistheoretisch anarchisme ons niet vreemd. Niet alles is te<br />

verantwoorden, eigenlijk moet het verhaal zelf overtuigen" (Bl.& M., 1987, p.4).<br />

De bron van deze afwijzing van funderende theorievorming kan gevonden worden in het door Beekman<br />

en Mulderij gezamenlijk geschreven 'Werkboek fenomenologie voor de sociale wetenschappen' dat de titel<br />

'Beleving en ervaring' (1977) 3 meekreeg. Over het stellen van kennistheoretische vragen bijvoorbeeld schrijven<br />

zij: "Ingaan op zulke vragen zou ons pijlsnel in de afgronden van de filosofie voeren en vandaar keren weinigen<br />

terug in de dagelijkse werkelijkheid" (Beekman en Mulderij, p.79). En met betrekking tot het ervaringsbegrip:<br />

"Maar wat is dat dan ervaring? Als we daarover gaan praten, is het gevaar groot dat we de filosofische<br />

algemeenheid en ijlten van hoge abstractie ingaan. Laten we dat proberen te vermijden en maar eens zien wat<br />

ervaring voor een sociale wetenschapper kan inhouden" (Beekman en Mulderij, p.86). Dit vermijdingsgedrag is<br />

opmerkelijk. Met hun reserves tegen een ontologische dimensie van het fenomenologisch concept - dat zij als<br />

verouderd bestempelen - populariseren Beekman en Mulderij de fenomenologie. Daarom past bijvoorbeeld<br />

Husserls kernbegrip 'Wesensschau' niet meer: "De fenomenologie gebruikt hier moeilijke woorden. (...) We<br />

geloven dat we er in elk geval 'gewoner' over moeten zien te praten" (Beekman en Mulderij, p.109). Om die reden<br />

spreken zij liever van 'kernen', die als 'relatief constante ervaringsstructuren' omschreven moeten worden<br />

(Beekman en Mulderij, p.110). 4 Met andere woorden: "We stellen voor niet meer van wezenskennis te spreken<br />

(Husserl), zelfs niet van grondstructuren (Langeveld). Bij gebrek aan betere woorden willen we spreken van<br />

'relatief constante structuren' of van een relatief constante kern" (Beekman en Mulderij, p.63). Door het naast<br />

elkaar leggen van de belevingsschrijvingen worden de gelijkblijvende (kern)structuren blootgelegd.<br />

Onze naspeuringen naar de wetenschapsopvatting van Bleeker en Mulderij leiden tot de veronderstelling dat het<br />

woordje 'wat' de aarzeling vertolkt van de wijsgerige fundering van hun onderzoek. In hun <strong>proefschrift</strong> wordt 'wat'<br />

nader verduidelijkt, wordt nog 'wat' verder in de filosofie gezocht, wordt 'wat' nader ingegaan op de beleefde<br />

ruimte, of, zoals bij het uiteenzetten van hun antropologische uitgangspunten: "Hier willen we de filosofie liever<br />

wat mijden (...)" (Bl.& M., 1984, p.62). Bleeker en Mulderij dolen 'wat' rond in filosofenland, maar gaan een<br />

werkelijke confrontatie uit de weg en raken niet tot de kern van wat zij willen onderzoeken. Zij zien te weinig in<br />

dat, al wil men niet funderen, men altijd impliciet van vooronderstellingen uitgaat. Wijsgerige reflectie daarop is<br />

wel degelijk zinvol. Het is misschien voor degene die het 'gewone alledaagse subjectieve straatdenken' in het<br />

vaandel heeft vanzelfsprekend zich niet snel tot 'filosofische algemeenheid en ijlten van hoge abstractie' te laten<br />

verleiden, het aanhangen van zo'n wetenschapsopvatting moet onherroepelijk gevolgen hebben voor het<br />

ontwikkelen van een daarmee overeenstemmende onderzoekshouding.<br />

*2* Een 'fenomenologische' onderzoekshouding<br />

Op grond van de bovenstaande wetenschapsfilosofische overwegingen maken Bleeker en Mulderij Beekmans<br />

'veldgevoeligheid' tot een soort tweede natuur. Om dat te bereiken is het blijkbaar niet voldoende om, zoals Vriens,<br />

'naast' de kinderen te gaan staan, maar zinken zij - in hun keuze voor 'participerende observatie' - op hun knieën,<br />

in de hoop via deze methode minder als volwassene op te vallen. Het lijkt plausibel uit een laag perspectief met<br />

kinderen mee te doen en hun ervaringen te delen teneinde hen beter te leren kennen. Met het oog op het bepalen<br />

van onze eigen uitgangspositie gaan wij in het volgende na in hoeverre deze benaderingswijze reëel is; op welke<br />

manier Bleeker en Mulderij proberen toegang te krijgen tot de belevingswereld van kinderen.<br />

Meteen bij de aanvang van het <strong>proefschrift</strong> rijst de vraag naar de manier waarop Bleeker en Mulderij de<br />

'eigen wereld' van kinderen respecteren. Op zoek naar kinderen die hutten bouwen ontdekken zij twee in hun spel<br />

verdiepte jongens: "Zo waren de twee jongens die een geheime schuilhut tegen de Duitsers aan het bouwen waren,<br />

enigszins verslagen dat wij hen - overigens per ongeluk - ontdekten. Ze werkten al de hele paasvakantie aan de<br />

hut, want in hun spel zouden de Duitsers binnenkort weer komen" (Bl.& M., 1984, p.22). De jongens zijn

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!