29.01.2013 Views

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

als het onderhavige artikel 7:680a BW zich le<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> overe<strong>en</strong>komstige toepassing.” Het<br />

ging in dat geval om e<strong>en</strong> werkgever die toestemming verkreeg om de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong>: to<strong>en</strong> de werkgever van die toestemming gebruik<br />

maakte bleek de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> werkgever door overgang<br />

van onderneming van rechtswege te zijn overgeg<strong>aan</strong> naar e<strong>en</strong> andere werkgever.<br />

Volg<strong>en</strong>s de A-G is in dit geval sprake van e<strong>en</strong> opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst die<br />

niet rechtsgeldig heeft plaatsgevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> is er dan <strong>aan</strong>leiding om artikel 7:680a BW toe<br />

te pass<strong>en</strong>, maar is daarvan in dit geval ge<strong>en</strong> sprake. Daarom ziet de A-G ge<strong>en</strong> ruimte<br />

<strong>voor</strong> toepassing van artikel 7:680a BW. Loonmatiging had wel kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> op<br />

grond van artikel 6:248 lid 2 BW, maar dan moet er sprake van e<strong>en</strong> vordering tot<br />

nakoming van de verplichting tot doorbetaling van loon, <strong>aan</strong> welke verplichting de<br />

werkgever naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid niet kan word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>.<br />

Het is zeer de vraag of dat i.c. <strong>aan</strong> de orde is, de weergegev<strong>en</strong> feit<strong>en</strong> do<strong>en</strong> mij dat niet<br />

vermoed<strong>en</strong>. Nu op artikel 6:248 lid2 BW ge<strong>en</strong> beroep is ged<strong>aan</strong> maar slechts op<br />

(analogische) toepassing van artikel 7:680a BW, hoeft de Hoge Raad zich daarover niet<br />

uit te lat<strong>en</strong>. Over de toepassing van artikel 7:680a BW is de Hoge Raad kort: “Ingevolge<br />

art. 7:680a BW is de rechter slechts bevoegd om e<strong>en</strong> vordering tot doorbetaling van loon<br />

te matig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> deze is gegrond op de vernietigbaarheid van de opzegging (…) of<br />

daarmee op e<strong>en</strong> lijn te stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsgeldige<br />

opzegging. Anders dan het middel betoogt, is er ge<strong>en</strong> grond <strong>voor</strong> (overe<strong>en</strong>komstige)<br />

toepassing van deze bepaling op e<strong>en</strong> geval als het onderhavige.” Los van mijn opvatting<br />

over de w<strong>en</strong>selijkheid van toepassing van artikel 7:680a BW, lijkt het me dat deze<br />

overweging makkelijk ook anders had kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

Het gaat hier immers om e<strong>en</strong> geval waarbij de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

‘feitelijk’ doet eindig<strong>en</strong> door mede te del<strong>en</strong> dat er sprake is van e<strong>en</strong> einde van<br />

rechtswege. De mededeling dat er sprake is van e<strong>en</strong> einde van rechtswege is naar mijn<br />

m<strong>en</strong>ing gelijk te stell<strong>en</strong> met de opzegging. Tot 1999 heeft het arbeidsrecht de<br />

mogelijkheid van de ‘beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder opzegging’ steeds<br />

uitdrukkelijk g<strong>en</strong>oemd. De wetgever <strong>bepaalde</strong> dat deze beëindigingwijze wat betreft de<br />

sanctie gelijk gesteld wordt met de opzegging zonder inachtneming van de <strong>voor</strong> de<br />

opzegging geld<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong> (zie art. 7:677 lid 1 oud BW). Omdat het BBA tot 1999<br />

sprak van ‘beëindig<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> niet van ‘opzegg<strong>en</strong>’ werd ook de beëindiging zonder opzegging<br />

bedreigd met nietigheid kracht<strong>en</strong>s het BBA. Met de wetswijziging<strong>en</strong> van 1999 heeft de<br />

wetgever deze figuur, waar in dit geval sprake van is, niet bedoeld weg te nem<strong>en</strong>. De<br />

regering me<strong>en</strong>de dat de woord<strong>en</strong> “do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong> zonder opzegging” te veel verwarring<br />

zoud<strong>en</strong> wekk<strong>en</strong> omdat de wilsverklaring waarmee de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt<br />

beëindigd ook in e<strong>en</strong> gedraging kan ligg<strong>en</strong>. Ook in dergelijke gevall<strong>en</strong> kan, volg<strong>en</strong>s de<br />

regering, van e<strong>en</strong> opzegging word<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> (zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1993/94, 23 438,<br />

nr. 3, p. 45), zodat deze woord<strong>en</strong> overbodig zijn. Hoewel deze opvatting op e<strong>en</strong><br />

misverstand berust, is wel duidelijk dat met het schrapp<strong>en</strong> van de woord<strong>en</strong> “anders dan<br />

door opzegging do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>” in ieder geval ge<strong>en</strong> inhoudelijke wijziging is beoogd. Dat<br />

betek<strong>en</strong>t dat de mededeling van de werkgever dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege is geëindigd, <strong>voor</strong> de wettelijke gevolg<strong>en</strong> nog steeds gelijkgesteld moet<br />

word<strong>en</strong> met de opzegging zonder inachtneming van de daar<strong>voor</strong> geld<strong>en</strong>de regels <strong>en</strong> dat<br />

beëindiging (lees: opzegging) kan word<strong>en</strong> vernietigd op grond van het BBA. Uit de casus<br />

die <strong>aan</strong> de Hoge Raad is <strong>voor</strong>gelegd blijkt dat ook: de werknemer heeft op 29 januari<br />

2003 geschrev<strong>en</strong> dat de beëindiging nietig is <strong>en</strong> zich beschikbaar gehoud<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

verricht<strong>en</strong> van de bedong<strong>en</strong> arbeid. Voor zover de gelijkstelling tuss<strong>en</strong> het ‘do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong><br />

zonder opzegging’ <strong>en</strong> de opzegging al niet zonder meer opgaat, lijkt het me toe dat die<br />

gelijkstelling meer <strong>voor</strong> de hand ligt dan die, op grond waarvan de Hoge Raad wel<br />

loonmatiging op grond van artikel 7:680a BW toelaat. Zie overig<strong>en</strong>s in dit verband ook<br />

JAR Verklaard 22 november 2004, p. 18, waarin meer over het do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong> zonder<br />

opzegging staat.<br />

Prof. mr. E. Verhulp<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 125

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!