29.01.2013 Views

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

terwijl het beginsel dat deze vorm<strong>en</strong> van discriminatie verbod<strong>en</strong> zijn, blijk<strong>en</strong>s de punt<strong>en</strong><br />

1 <strong>en</strong> 4 van de considerans van deze richtlijn zijn oorsprong vindt in diverse internationale<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke constitutionele tradities van de lidstat<strong>en</strong>.<br />

75. Het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> moet derhalve word<strong>en</strong><br />

beschouwd als e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beginsel van geme<strong>en</strong>schapsrecht. Wanneer e<strong>en</strong> nationale<br />

wettelijke regeling binn<strong>en</strong> de werkingssfeer van dat recht komt, wat met par. 14, lid 3,<br />

van het bij de wet van 2002 gewijzigde TzBfG, als uitvoeringsmaatregel van richtlijn<br />

1999/70, het geval is (zie in dit verband ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s de punt<strong>en</strong> 51 <strong>en</strong> 64 van het<br />

onderhavige arrest), moet het Hof wanneer het om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing wordt<br />

verzocht, alle uitleggingsgegev<strong>en</strong>s verschaff<strong>en</strong> die de nationale rechter nodig heeft om te<br />

kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of die regeling ver<strong>en</strong>igbaar is met e<strong>en</strong> dergelijk beginsel (zie in die<br />

zin arrest van 12 december 2002, Rodríguez Caballero, C-442/00, Jurispr. blz. I-11915,<br />

punt<strong>en</strong> 30 tot <strong>en</strong> met 32).<br />

76. Bijgevolg kan de inachtneming van het algem<strong>en</strong>e beginsel van gelijke behandeling,<br />

met name op grond van leef<strong>tijd</strong>, als zodanig niet afhang<strong>en</strong> van het verstrijk<strong>en</strong> van de<br />

termijn die de lidstat<strong>en</strong> is gelat<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de omzetting van e<strong>en</strong> richtlijn die ertoe strekt e<strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de bestrijding van discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>,<br />

<strong>voor</strong>al wat betreft de organisatie van pass<strong>en</strong>de beroepsmogelijkhed<strong>en</strong>, de bewijslast, de<br />

bescherming teg<strong>en</strong> represailles, de sociale dialoog, positieve acties <strong>en</strong> andere specifieke<br />

maatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de t<strong>en</strong>uitvoerlegging van e<strong>en</strong> dergelijke richtlijn.<br />

77. In deze omstandighed<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil is <strong>voor</strong>gelegd<br />

waarbij het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> in geding is, in het kader<br />

van zijn bevoegdheid de <strong>voor</strong> de justitiabel<strong>en</strong> uit het geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de<br />

rechtsbescherming te verzeker<strong>en</strong> <strong>en</strong> de volle werking daarvan te waarborg<strong>en</strong>, waarbij hij<br />

elke ev<strong>en</strong>tueel strijdige bepaling van nationaal recht buit<strong>en</strong> toepassing moet lat<strong>en</strong> (zie in<br />

die zin arrest<strong>en</strong> van 9 maart 1978, Simm<strong>en</strong>thal, 106/77, Jurispr. blz. 629, punt 21, <strong>en</strong> 5<br />

maart 1998, Solred, C-347/96, Jurispr. blz. I-937, punt 30).<br />

78. Gelet op het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>t op de tweede <strong>en</strong> de derde vraag te word<strong>en</strong><br />

geantwoord dat het geme<strong>en</strong>schapsrecht, met name artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78,<br />

aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling als die<br />

welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, op grond waarvan het sluit<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong> wanneer de<br />

werknemer 52 jaar of ouder is, t<strong>en</strong>zij er e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong><br />

eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever.<br />

Het is <strong>aan</strong> de nationale rechter om de volle werking van het algem<strong>en</strong>e beginsel van nondiscriminatie<br />

op grond van leef<strong>tijd</strong> te verzeker<strong>en</strong> door elke strijdige bepaling van<br />

nationaal recht buit<strong>en</strong> toepassing te lat<strong>en</strong>, ook wanneer de termijn <strong>voor</strong> omzetting van<br />

deze richtlijn nog niet is verstrek<strong>en</strong>.<br />

Kost<strong>en</strong><br />

79. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding is de procedure als e<strong>en</strong> aldaar<br />

gerez<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t te beschouw<strong>en</strong>, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kost<strong>en</strong><br />

heeft te besliss<strong>en</strong>. De door ander<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s indi<strong>en</strong>ing van hun opmerking<strong>en</strong> bij het Hof<br />

gemaakte kost<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> vergoeding in <strong>aan</strong>merking.<br />

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart <strong>voor</strong> recht<br />

1. Clausule 8, punt 3, van de op 18 maart 1999 geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, welke t<strong>en</strong> uitvoer is gelegd bij richtlijn<br />

1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreff<strong>en</strong>de de door het EVV, de UNICE <strong>en</strong><br />

het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

moet aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich niet verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling als die<br />

welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, waarbij om red<strong>en</strong><strong>en</strong> verband houd<strong>en</strong>d met de<br />

noodzaak de werkgeleg<strong>en</strong>heid te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> onafhankelijk van de uitvoering van deze<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!