29.01.2013 Views

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

het mom<strong>en</strong>t dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> afloopt <strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong><br />

feitelijke <strong>voor</strong>tzetting, ge<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tzetting ‘‘teg<strong>en</strong>spreekt’’. Het onderdeel<br />

voert daartoe <strong>aan</strong> dat immers art. 7:668 lid 1 BW met zijn bepaling dat de overe<strong>en</strong>komst<br />

wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> ingeval zij<br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet, de werknemer rechtszekerheid beoogt te<br />

verschaff<strong>en</strong> ingeval de werkgever heeft nagelat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de ingangsdatum van<br />

de opvolg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met betrekking tot de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

waaronder dat opvolg<strong>en</strong>d contract wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> aldus de werknemer in<br />

onzekerheid heeft gelat<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder dat opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidscontract wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>; het onderdeel betoogt dat de ratio van art. 7:668 lid 1<br />

BW zich ook <strong>voor</strong>doet in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige waarin <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de<br />

expiratiedatum wel over <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is gesprok<strong>en</strong> maar<br />

ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming is bereikt over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder de overe<strong>en</strong>komst zal<br />

word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet. Het middelonderdeel stelt dat de werknemer bij gebreke van<br />

overe<strong>en</strong>stemming over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder wordt verl<strong>en</strong>gd, e<strong>en</strong>voudigweg<br />

zekerheid had kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> door de werknemer na afloop van de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet meer toe te lat<strong>en</strong> tot het werk; het onderdeel betoogt dat ingeval de<br />

werkgever die zekerheid niet biedt, art. 7:668 lid 1 BW de werknemer de gew<strong>en</strong>ste<br />

rechtszekerheid behoort te bied<strong>en</strong>. Het onderdeel klaagt subsidiair dat mocht het hof e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ander niet hebb<strong>en</strong> misk<strong>en</strong>d, het zijn oordeel dat in het onderhavige geval desondanks<br />

ge<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting op de voet van artikel 7:668 lid 1 BW, onvoldo<strong>en</strong>de<br />

heeft gemotiveerd.<br />

9. Bij de beoordeling van het middel kan het volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>opgesteld. Art. 7:688<br />

lid 1 BW bevat e<strong>en</strong> uitzondering op art. 7:667 lid 1 BW dat inhoudt dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt wanneer de <strong>tijd</strong> is verstrek<strong>en</strong> die bij<br />

overe<strong>en</strong>komst, bij de wet of door het gebruik is <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>. Het bepaalt dat indi<strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na het verstrijk<strong>en</strong> van de in het eerste lid van art. 7:667 BW<br />

bedoelde <strong>tijd</strong> door partij<strong>en</strong> zonder teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet, de overe<strong>en</strong>komst wordt<br />

geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. Zoals ook het middelonderdeel betoogt, ligt <strong>aan</strong> deze<br />

bepaling het belang van de rechtszekerheid t<strong>en</strong> grondslag. Dit blijkt uit de parlem<strong>en</strong>taire<br />

geschied<strong>en</strong>is van de <strong>voor</strong>ganger van het huidige art. 7:668 BW, het in verband met de<br />

invoering in 1907 van de Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in het Burgerlijk Wetboek<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> art. 1639f BW (oud), dat in nag<strong>en</strong>oeg dezelfde bewoording<strong>en</strong> is<br />

overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in art. 7:668 BW zoals dat thans luidt. Zie in dit verband het Voorlopig<br />

Verslag der Tweede Kamer respectievelijk de Memorie van Antwoord (Bles, De wet op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, Geschied<strong>en</strong>is der Wet van d<strong>en</strong> 13d<strong>en</strong> juli 1907 (Staatsblad no<br />

193) vierde deel, p. 6-7):<br />

‘‘Enkele led<strong>en</strong> war<strong>en</strong> van oordeel, dat de bepaling van dit artikel in de praktijk tot<br />

moeilijkhed<strong>en</strong> <strong>aan</strong>leiding zal gev<strong>en</strong>, omdat het vaak zal <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> werkgever,<br />

die iemand bijv. <strong>voor</strong> d<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> van ééne week in di<strong>en</strong>st heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> arbeider,<br />

wanneer de arbeid niet geheel voltooid blijkt, zonder nadere afspraak nog <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> paar<br />

dag<strong>en</strong> in het werk houdt; teg<strong>en</strong> des werkgevers bedoeling zal de di<strong>en</strong>stbetrekking dan<br />

word<strong>en</strong> geacht wederom <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> week te zijn verl<strong>en</strong>gd. Andere led<strong>en</strong> betoogd<strong>en</strong>, dat<br />

e<strong>en</strong> bepaling, als hier wordt <strong>voor</strong>gesteld, in het belang van de rechtszekerheid nodig is;<br />

de arbeider mag bij het stilzwijg<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> werkgever <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong>, dat zijn<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking <strong>voor</strong> d<strong>en</strong> zelfd<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wordt verl<strong>en</strong>gd <strong>en</strong><br />

dat hij dus naar ander<strong>en</strong> arbeid niet behoeft om te zi<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> werkgever, die wel e<strong>en</strong>e<br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst w<strong>en</strong>st <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>, maar niet meer <strong>voor</strong> d<strong>en</strong>zelfd<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> of<br />

op dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> als <strong>voor</strong> de best<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>stbetrekking geld<strong>en</strong>, behoort dit d<strong>en</strong><br />

arbeider uitdrukkelijk te zegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> mag hem daaromtr<strong>en</strong>t niet in onzekerheid lat<strong>en</strong>.’’<br />

‘‘De ondergetek<strong>en</strong>de kan zich alleszins ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> met het betoog der led<strong>en</strong>, die <strong>en</strong>e<br />

bepaling als de hier <strong>voor</strong>gestelde in het belang der rechtszekerheid nodig oordeeld<strong>en</strong>’’.<br />

Lid 1 van art. 7:668 BW berust op het beginsel dat ook op grond van gedraging<strong>en</strong> van<br />

partij<strong>en</strong> hun toetreding tot e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst mag word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Aldus uw Raad<br />

in zijn arrest van 29 december 1939, NJ 1940, 274, waar het ging om e<strong>en</strong> geval waarin<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 156

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!