29.01.2013 Views

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

teg<strong>en</strong>spraak gedane <strong>aan</strong>bod van de werkgever beslot<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. De hier bedoelde klacht<br />

berust in zoverre dan ook op e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting.<br />

11. De middelonderdel<strong>en</strong> 2, 3 <strong>en</strong> 4 richt<strong>en</strong> zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> rechtsoverweging 3, met<br />

telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> andere uitleg van hetge<strong>en</strong> het hof in die overweging heeft geoordeeld<br />

omtr<strong>en</strong>t de beëindiging van de niet zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>voor</strong>tgezette overe<strong>en</strong>komst.<br />

Middelonderdeel 2 klaagt dat <strong>voor</strong>zover het hof in zijn gewraakte rechtsoverweging 3<br />

heeft geoordeeld dat tuss<strong>en</strong> Emergis <strong>en</strong> werkneemster met ingang van 1 augustus 2002<br />

overe<strong>en</strong>komstig de w<strong>en</strong>s van Emergis e<strong>en</strong> tweede, opvolg<strong>en</strong>de, arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is totstandgekom<strong>en</strong> die per 1 oktober 2002 van rechtswege is<br />

geëindigd, het hof dat oordeel onvoldo<strong>en</strong>de heeft gemotiveerd. Het onderdeel voert<br />

daartoe <strong>aan</strong> dat het hof niet heeft vastgesteld dat werkneemster met e<strong>en</strong> zodanige<br />

verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft ingestemd <strong>en</strong> dat uit ’s hofs overweging dat<br />

werkneemster het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, veeleer het<br />

teg<strong>en</strong>deel volgt.<br />

12. Dit middelonderdeel faalt. De kantonrechter heeft in zijn vonnis in rechtsoverweging<br />

3.2 vastgesteld dat de vordering van werkneemster is gebaseerd op art. 7:668 lid 1 BW.<br />

In appel heeft werkneemster zich uitsluit<strong>en</strong>d erop beroep<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW. Ook waar zij in<br />

appel in de toelichting op de grief heeft gesteld dat de kantonrechter k<strong>en</strong>nelijk heeft<br />

geoordeeld dat de overe<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> was verl<strong>en</strong>gd, heeft zij haar stelling<br />

dat over de verl<strong>en</strong>ging ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming bestond slechts betrokk<strong>en</strong> op het door<br />

haar ingeroep<strong>en</strong> art. 7:668 BW <strong>en</strong> heeft zij gesteld dat onder die omstandighed<strong>en</strong> – ge<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming over e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging – de werkgever haar de toegang tot het werk had<br />

moet<strong>en</strong> ontzegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat doordat de werkgever dat heeft nagelat<strong>en</strong>, de overe<strong>en</strong>komst is<br />

<strong>voor</strong>tgezet zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>en</strong> aldus is verl<strong>en</strong>gd op de voet van art. 7:668 lid 1 BW.<br />

Zij heeft niet <strong>aan</strong> de orde gesteld wat recht<strong>en</strong>s is ingeval moet word<strong>en</strong> geoordeeld dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst niet is verl<strong>en</strong>gd op grond van g<strong>en</strong>oemde wetsbepaling maar op grond van<br />

partijafspraak, <strong>en</strong> in het bijzonder ook niet of de aldus verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

rechtsgeldig is beëindigd. Het hof – dat in rechtsoverweging 2 overwoog dat de grief het<br />

geschil in volle omvang <strong>aan</strong> het oordeel van het hof <strong>voor</strong>legt – heeft k<strong>en</strong>nelijk <strong>en</strong>, in het<br />

licht van het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat uitsluit<strong>en</strong>d de vraag was<br />

<strong>voor</strong>gelegd of de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na 31 juli 2002 zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak was <strong>voor</strong>tgezet met het in art. 7:668 lid 1 BW geregelde gevolg dat deze<br />

wordt geacht te zijn verl<strong>en</strong>gd teg<strong>en</strong> de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> jaar. Dit wordt misk<strong>en</strong>d door onderdeel 2, dat reeds daarom faalt.<br />

Het overig<strong>en</strong>s in ’s hofs overweging<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>de oordeel dat de overe<strong>en</strong>komst op<br />

grond van partijafspraak met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is verl<strong>en</strong>gd, gelet op de gedraging<strong>en</strong> van<br />

werkneemster na 31 juli 2002, waaruit de (alsnog gegev<strong>en</strong>) stilzwijg<strong>en</strong>de instemming<br />

met die beperkte verl<strong>en</strong>ging kan word<strong>en</strong> afgeleid, geeft niet blijk van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting <strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk, ook niet in het licht van ’s hofs overweging<br />

dat werkneemster heeft gesteld dat zij, werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Met deze overweging refereert het hof immers, naar uit<br />

zijn arrest blijkt, <strong>aan</strong> de stelling van werkneemster dat zij Emergis op 24 juni 2002 heeft<br />

lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het niet e<strong>en</strong>s te zijn met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van slechts twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

13. Middelonderdeel 3 betoogt dat de beslissing in rechtsoverweging 3 recht<strong>en</strong>s onjuist is<br />

<strong>voor</strong>zover deze overweging aldus moet word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong> dat het hof daarin heeft<br />

geoordeeld dat tuss<strong>en</strong> werkneemster <strong>en</strong> Emergis met ingang van 1 augustus 2002<br />

overe<strong>en</strong>komstig de w<strong>en</strong>s van werkneemster e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong>, doch dat werkneemster vanaf 1 oktober 2002 ge<strong>en</strong> recht op loon heeft<br />

omdat zij haar werkzaamhed<strong>en</strong> na die datum niet langer heeft verricht.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 159

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!