magazyn

UITVOERIGE IN DE SCHILDERKUNST. 573
eigenfchappen uwe voomaamfte opmerkzaamheid vereisfchen,
en wat met het geringde nadeel voor uwen kunst-'
roem kan, zomwylen zelfs geheel moet, verwaarloosd
worden. Het geringere moet voor het grootere wyken,
en daar men aan ieder werk flegts een zekeren bepaalden
tyd bedeeden kan: (want gedekt, men lag ook
zyn gantfchen levenstyd zich op een fchildery toe,zo
blyft het toch altyd nog maar bepaald) fchynt het wel
het redelykde te zyn , dat men deezen tyd zich met
het meede voordeel ten nutte maakt; terwyl men zich
van verfcheidene wegen in de famenvoeging van het
werk bedient, de verfcheidene werkingen van licht en
bruin beproeft, en den tyd van befchaaving veel eer
daartoe gebruikt om door eene verftandigè inrichting
der deelen de werking van het geheel te verhoogen,
liever dan door eene zelfs al te naauwkeurige uitvoering
deezer deelen den tyd te verkwisten.
'Er is echter nog een andere foort van buitengemeene
fynheid in de uitvoering, die men zeker veroor deelen
kan , om dat zy tegen haar eigen doelwit fchynt te werken:
dat is, wanneer de kundenaar, om het harde te
vermydcn, dat uit den omtrek ontdaat, welke den grond
affnydt, de kleuren al te derk doet verfmelten. Dit noemen
onwetenden ongemeen fyn fchilderen : Doch het
dient nergens anders toe, dan om den glans der verwen
en de waare werking der voordelling te vernietigen, die
doch hoofdzakelyk mede daar in bedaat, dat dezelfde
proportie van het fcherpe en ftompe, welke men in de
natuurlyke voorwerpen vindt, behouden worde. Deeze
al te vergedrcvene verfmeking, in plaatfe van de werking
van het tedere voortebrengen, geeft een fchildery
het aanzien van yvoir of andere harde zelfftandii.heid,
die buitengemeen gepolyst is.
De