magazyn

0 P W I N K E L M A N . 887
den , waarmede de oude kundenaar het vervaardigde.
Men moet zich dus in zyn eeuw onder zyne tydgenooten
verplaatfen, en zich van dat geene denkbeelden
en kennis zoeken te verkrygen, waarvan de kunftenaar
zich bediende; het doelwit van zyn arbeid zo veel mogelyk
nafpooren , en dus b. v. een privaat werk met
geheel andere oogen aanzien dan een openbaar; een nagebootst
en laater anders dan een oorfprongklyk en vroeger,
dan een werk uit de fchoone dagen der kunst. Juiste
begrippen van de kunst, kunstvinding en kunsthehandeling
zyn dus het eerde dat een Oudheidkenner mede
moet brengen , als hy een werk der oudheid befchouwen
en verklaareu wil. Hy moet voorts zich de dichterlyke
fabelen in zyn geest weeten te vertegenwoordigen
, dat is, een juide bevatting hebben van die voorwerpen
en denkbeelden, welke de kundenaar gemeenlyk
het liefst uitdrukt; en waar deeze kennis niet toereikende
is, dan eerst moet hy zich op andere Mythologiën,
op godsdienftige begrippen , op historifche omft
mdigheden toeleggen, en dezelve tegen de voorgeftelde
onderwerpen vergelyken , of zy eenige oplosflng
daarvan geeven kunnen: en heeft hy deeze gevonden,
dan brengt hy tot onderrichting van anderen alleenlyk
dat geene by, 't welk tot opheldering van de zaak vereischt
wordt. Vindt hy niets dat het denkbeeld van den ouden
kundenaar nabykomt, zo befpaart hy een nutteloos
gezwets, of toont met een enkel woord de gronden aan,
waarom men 'er geen verklaaring van geeven kan. Geheel
anders gaat het met de groote hoop der Oudheidkenners;
zy vangen ergens een gedachte op, en fchryven
dezelve aan het oude werk toe, houden zich by
de gewooneMythologiën of Antiquiteiten op.fchryven
aanhaalden af, die gedeeltelyk niets bewyzen, gedeel-
BESCH. LETT. II. D. M M te-