Bestemmingsplan - Ruimtelijkeplannen.nl

T:\bestemmingsplanvoorschriften\1999-001.doc
- 242 -
contour van het inidividueel risico is een belangrijke indicatie voor de toelaatbaarheid van
nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het bestemmingsplan is geen instrument om de
mate van risico’s te beheersen, maar vormt wel de schakel tussen het externe
veiligheidsbeleid en de ruimtelijke ordening.
Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan “De Noordhoek” heeft de gemeente het externe
veiligheidsbeleid niet betrokken, terwijl er over de spoorweg gevaarlijke stoffen worden
vervoerd. Ook is niet geanticipeerd op de verwachte toename van de hoeveelheid gevaarlijke
stoffen die per spoor vervoerd worden. Bij de ontwikkeling van bestemmingsplan “De
Noordhoek” dient dit feit betrokken te worden, en moet er ruimte gelaten worden voor deze
toename. Dit blijkt onder meer uit de “Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke
stoffen”, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, maart 1998.
c. Innerlijke tegenstrijdigheid in de toelichting op het bestemmingsplan.
Op bladzijde 15 van de bijlage bij de toelichting betreffende bedrijfshinder, onder de kop
“Nederlandse Spoorwegen, Hazelaarstraat”, geeft de gemeente aan dat er bij naleving van de
voorschriften van de milieuvergunning momenteel geen problemen zijn voor wat betreft het
gevaar dat wordt veroorzaakt door de doorgang van gevaarlijke transporten. Reclamant
wijst er op dat de voorschriften met betrekking tot het doorgaande vervoer van gevaarlijke
stoffen per spoor niet in de milieuvergunning van het emplacement opgenomen kunnen
worden. Naleving van de vergunningvoorschriften heeft geen direct verband met het gevaar
wat door het plaatsvinden van gevaarlijke transporten over het spoor wordt veroorzaakt.
d. U gaat uit van het onjuiste standpunt dat het goederenemplacement opgeheven zal
worden.
In de toelichting wordt op bladzijde 34 onder 1.4 een mogelijke opheffing van het
spooremplacement genoemd. Reclamant heeft geen voornemens het emplacement Tilburg
Goederen op te heffen of te verplaatsen. Er is een aanvraag voor een vergunning in het
kader van de Wet milieubeheer in voorbereiding met het oog op de actualisatie van de
milieurechten.
Reclamant heeft bij onderhavige brief een tweetal bijlagen gevoegd ter ondersteuning van de
ingediende zienswijzen. (Deze stukken liggen voor de raadsleden ter inzage.)
Overwegingen:
ad Ia.
Art. 53 en volgende van de Wet Geluidhinder bepalen dat binnen twee jaar na
inwerkingtreding van het betreffende hoofdstuk van de wet door de gemeenteraad
een zone (ter plaatse van de 50 dB(A)-contour, d.w.z. de grens waarbuiten de
geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven
gaat) moet worden vastgesteld rondom een terrein waar de mogelijkheid van
vestiging van een zogenaamde A-inrichting (zogenaamde grote lawaaimakers) niet
is uitgesloten. Komt een dergelijk besluit van de raad niet binnen de termijn tot
stand, of is een dergelijke vestigingsmogelijkheid niet op tijd opgeheven middels
planherziening, dan moet de zone door gedeputeerde staten worden vastgesteld.
Indien echter op 1 juli 1993 noch het een noch het ander is gebeurd, dan bevindt
zich ingevolge art. 59 van de wet rond dat terrein een zone van rechtswege
waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet
mag overschrijden.
In het vorige bestemmingplan ‘De Noordhoek’ was het NS-emplacement opgenomen
met een bestemming ‘spoorwegdoeleinden’. Deze bestemming sloot de mogelijke
vestiging van een zogenaamde rangeerheuvel niet uit. Een emplacement met een
rangeerheuvel is aangemerkt als een zogenaamde A-inrichting. Door gemeente
noch provincie is in het verleden actie ondernomen.