Bestemmingsplan - Ruimtelijkeplannen.nl

T:\bestemmingsplanvoorschriften\1999-001.doc
- 44 -
("N");
b. bij ligging binnen of in de directe nabijheid van beschermde
stadsgezichten dient afstemming plaats te vinden met het
beschermd stadsgezicht waarmee hogere bebouwing zou kunnen
concurreren. Advies wordt gevraagd aan de
Monumentencommissie.
Daarnaast is de vrijstelling mogelijk onder meer voor specifieke
bebouwing zoals agrarische bebouwing, bebouwing op bedrijventerreinen
met de bestemming "B", alsmede voor veranderingen,
specifieke constructies, bouwwerken geen gebouwen zijnde e.d.
Hiervoor geldt bovenstaand afwegingskader niet. (Zie art. 4.30 onder
g t/m p).
Voor op de plankaart aangegeven locaties -gelegen aan en
georiënteerd op de Spoorlaan of de Hart van Brabantlaan, derhalve
de hoofdwegen waarlangs de stationszone c.q. spoorzone is
gesitueerd- zijn middels een wijzigingsbevoegdheid zogenaamde
‘hoogteaccenten’ mogelijk. Deze locaties zijn op de plankaart
aangegeven middels een plaats- of zone-aanduiding met een
maximale bouwhoogte.
Bouwdiepte
Conform de bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de
dieptemaat van het betreffende bouwblok. Vrijstellingen voor het
overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk. Vrijstelling is
-naast kleinere gevallen- met name nodig in die situaties waarin
binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of
aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:
- complexgewijze bebouwing;
- grote enkelvoudige, veelal niet in de voorgevelrooilijn geplaatste
bouwvolumes zoals woningbouwflats, kantoren;
- bebouwing t.b.v. bepaalde functies/bestemmingen (zie 4.16).
Bij het verlenen van vrijstelling dient een afweging plaats te vinden
aan de hand van de navolgende criteria:
a. de beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar
schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de
bouwstrook of het bouwblok waarbij in het bijzonder afstemming
met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
b. bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de
schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren dient afstemming
plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies
gevraagd aan de Monumentencommissie.
Bijgebouwen
Ook de bijgebouwenregeling (waaronder aan- en uitbouwen) is mede
afgeleid van de bouwverordening en mede gerelateerd aan de functie
c.q. de bestemming. De regeling is alleen relevant voor het
bouwperceelsgedeelte achter de achtergevelrooilijn. In beginsel is de
regeling voor alle functies gelijk: 40% met een maximum van 60 m2
en maximaal 4,5 meter hoog, waarbij in en verder vanaf de
perceelsgrens vanaf een hoogte van 3 meter in de perceelsgrens een
afschuiningshoek van 45° in acht moet worden genomen. Met
vrijstelling is een groter oppervlak aan bijgebouwen mogelijk,
waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen woningen enerzijds en
andere gebouwen dan woningen anderzijds. Bij woningen blijft 60
m2 het maximum, tenzij er sprake is van zeer grote percelen (> 2500
m2). Het maximum bedraagt dan 100 m2. Voor andere functies dan
wonen kan behoefte bestaan aan een groter oppervlak en/of laat de
schaal, c.q. pluriformiteit van bebouwing of functies dit toe. Bij