Bestemmingsplan - Ruimtelijkeplannen.nl

T:\bestemmingsplanvoorschriften\1999-001.doc
- 243 -
Om deze reden is er sedert 1 juli 1993 een zone van rechtswege rondom het
emplacement aanwezig. De 50 dB(A)-contour is daarbij bepalend voor de ligging
van de zonegrens.
Art. 61, lid 1 van de wet Geluidhinder bepaalt echter dat een dergelijke zone kan
worden opgeheven of gewijzigd bij de vaststelling of herziening van een
bestemmingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan ‘De Noordhoek’ is de
mogelijkheid van vestiging van A-inrichtingen volledig uitgesloten. Het is niet
gewenst om op deze locatie soorten van bedrijvigheid toe te laten die bovenmatig
veel lawaai kunnen veroorzaken. De ligging van de locatie midden in de stad, de
nabijheid van woningen aan de Hart van Brabantlaan, mogelijke toekomstige
ontwikkelingen op termijn in dit deel van het spoorzonegebied, maar ook de
bestaande situatie (bestaand gebruik en afwezigheid van een A-inrichting) en de
afwezigheid van welke plannen van NS dan ook op korte en lange termijn voor dit
gebied, maken vestigingsmogelijkheden voor zware lawaaimakers op deze locatie
ongewenst. Tijdens overleg met NS is vast komen te staan dat een eventuele
rangeerheuvel op deze locatie volstrekt niet aan de orde is en dat NS derhalve geen
belang hecht aan deze planologische mogelijkheid.
Weliswaar bepaalt art. 61, lid 2 van de Wet Geluidhinder ook dat opheffing of
wijziging van de zone (van rechtswege) er niet toe kan strekken dat enig gebied
waarbinnen met inachtneming van verleende milieuvergunningen een hogere
geluidbelasting vanwege het industrieterrein optreedt dan 50 dB(A), ophoudt van
de zone deel uit te maken. Het begrip industrieterrein is echter in de
begripsomschrijvingen van de wet nadrukkelijk gereserveerd voor terreinen
waaraan een bestemming wordt gegeven die de mogelijkheid van vestiging van Ainrichtingen
insluit. Deze A-inrichtingen worden juist in het voorliggende
bestemmingsplan uitgesloten zodat er geen sprake is van een industrieterrein als
bedoeld.
Van ambtelijke zijde is door de provincie aangegeven dat deze kan instemmen met
het niet opnemen van de zone van rechtswege.
De rechten van NS zoals voortvloeiend uit de bestaande milieuvergunning worden
niet aangetast, immers ervan uitgaande dat er geen zone wordt vastgelegd, dan
wordt de bestaande situatie van het emplacement in een nieuwe milieuvergunning
vervat. Daarbij worden geen complicaties voorzien omdat aan de zuidzijde, ter
plaatse van de woningen aan de Hart van Brabantlaan, de voorkeursgrenswaarde
van 55 dB(A) niet wordt overschreden en aan de noordzijde, ter plaatse van de
Alleenhoudersstraat, het geluid van het goederenemplacement ondergeschikt is
aan dat van het doorgaande spoor. Het geluid van het doorgaande spoor is
maatgevend. De gemeente is in het kader van de vergunningverlening (NS vraagt
een nieuwe milieuvergunning die de oude gaat vervangen) wettelijk adviseur. In die
rol zal deze zienswijze onder de aandacht van de vergunningverlenende instantie
(provincie) worden gebracht. Indien wel een zone zou moeten worden vastgelegd,
bedraagt ingevolge art. 65 van de Wet Geluidhinder de voorkeursgrenswaarde voor
de geluidbelasting vanwege het industrieterrein voor de bestaande woningen
binnen het plangebied (woningen aan de Hart van Brabantlaan) 55 dB(A).
Akoestisch onderzoek wijst echter uit dat de maximaal optredende geluidbelasting
van deze woningen 54 dB(A) bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A)
wordt derhalve niet overschreden, dit betekent dat hogere waarden (als
bestanddeel van een zonevaststelling) niet hoeven, maar ook niet kúnnen worden
aangevraagd. Er ligt in dit plangebied dan ook geen wezenlijk belang van NS bij
opname van een zone van rechtswege. V.w.b. de buiten het plangebied gelegen
Alleenhoudersstraat kan terzijde worden opgemerkt dat de geluidsituatie ter
plaatse van de woningen in deze straat op korte termijn aanzienlijk zal verbeteren
door de op stapel staande saneringsmaatregelen die ten behoeve van het
doorgaand spoor worden getroffen.
ad Ib.
Door het adviesbureau AVIV uit Enschede is in mei 1999 een onderzoek opgesteld
naar externe veiligheid in verband met spoortransport van gevaarlijke stoffen. (*)