Bestemmingsplan - Ruimtelijkeplannen.nl

verkavelingen die niet zijn ingepast in c.q. geen deel
uitmaken van een stroken- of blokverkaveling. Voor deze op
de plankaart aangeduide gronden zijn wel de
voorgevelrooilijnen aangegeven, maar gelden daarnaast
specifieke op de plankaart aangegeven maximale bebouwingspercentages
en maximale bouwhoogten. Dit betekent
derhalve dat voor deze gronden met name de voorschriften
verband houdende met de achtergevelrooilijnen en met de
aan voor- en achtergevelrooilijnen gekoppelde bouwhoogten
niet van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn de grotere
complexen voor gezondheidszorg, onderwijs, sport- en
recreatie, deze komen in het plangebied niet voor. Wel komen
voor: solitair gesitueerde flatbebouwing en kantoren en een
specifiek bedrijventerrein langs het spoor.
2.2 Voorgevelrooilijnen
De Woningwet geeft aan dat sprake is van vergunningvrije
bouwwerken, meldingplichtige bouwwerken en
vergunningplichtige bouwwerken.
Criteria daarbij zijn m.n. oppervlakte, hoogte en ligging van
het bouwwerk ten opzichte van de voorgevelrooilijn. De
bouwverordening kent ook overigens grote waarde toe aan de
voorgevelrooilijn als stedebouwkundig element: de lijn
waarin gebouwd moet worden.
Vanwege een eenduidige interpretatie in verschillende
stedebouwkundige situaties kan niet volstaan worden met
een omschrijving van de voorgevelrooilijn zoals in de
bouwverordening het geval is, maar is overal, waar van een
voorgevelrooilijn sprake kan zijn, deze op de plankaart
aangegeven. Andersom geredeneerd mag op plaatsen waar
geen voorgevelrooilijn is aangegeven, deze ook niet worden
geconstrueerd vanuit de belendende bebouwing.
2.3 Bebouwingsregeling
De bouwverordening kent slechts één stedebouwkundige
regeling, die overal wordt toegepast. Voor een adequaat en
voldoende gedifferentiëerd bebouwingsregime wordt dit in
de Tilburgse situatie onvoldoende geacht.
Afwijkend bouwregime
In de eerste plaats wordt dit bebouwingsregime niet
toegepast voor bijzondere bebouwingssituaties /
verkavelingen die op de plankaart worden aangegeven. Hier is
geen sprake van een (overwegende) stroken- of
blokverkaveling. Een specifiek bebouwingspercentage en een
op de concrete situatie afgestemde maximale bouwhoogte is
per locatie op de plankaart aangegeven. Het navolgende heeft
op deze planonderdelen geen betrekking.
In de tweede plaats wordt overal elders waar dit
bebouwingsregime wel wordt toegepast, op grond van
historisch / morfologische interpretatie een tweetal
gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt
gevormd door een andere bouwhoogte gerelateerd aan de
straatbreedte.
Langs de op plankaart A aangegeven 'ruimtelijke
lijnstructuur' wordt een hogere bouwhoogte (maximaal 15m)
toelaatbaar geacht dan in de overige gebieden (maximaal
10m), zodat hierdoor contrasterende straattypes kunnen