Bestemmingsplan - Ruimtelijkeplannen.nl

T:\bestemmingsplanvoorschriften\1999-001.doc
- 55 -
wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn
met een nominale electrische spanning van 1000 volt of meer.
4.22.2 Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een op de
plankaart aangegeven ondergrondse hoofdtransportleiding mag niet
worden gebouwd.
4.22.3 Burgemeester en wethouders kunnen -en zulks voorzover
bedenkingen vanwege belanghebbenden kunnen worden verwacht met
inachtneming van de procedurevoorschriften in 25.1- vrijstelling
verlenen van:
a. het bepaalde in 4.22.1 voor wat betreft de afstand van 6 meter,
indien de electrische spanning van de hoogspanningslijn
daarvoor geen bezwaar oplevert;
b. het bepaalde in 4.22.2 voor wat betreft de afstand van 6 meter,
indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde
ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.
4.23 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
4.23.1 De maximale hoogte van een bouwwerk bedraagt:
a. in het vlak door de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn,
gelegen langs wegen die op de plankaart A zijn
aangeduid als "lijnstructuur ruimtelijk", met inbegrip van een
eventuele verlenging / voortzetting van deze voorgevelrooilijn
om de hoek van het bouwperceel waar de aanduiding
"lijnstructuur ruimtelijk" ontbreekt: 1 meter, vermeerderd met
éénmaal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de
desbetreffende weg binnen de eerstbedoelde
verkeersbestemming met een maximum van 15 meter;
b. in het vlak door een op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn,
niet bedoeld onder a: 1 meter, vermeerderd met
eenmaal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de
desbetreffende weg met een maximum van 10 meter.
4.23.2 De in 4.23.1 bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de
desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het
bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn.
4.23.3 Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn
ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte,
bedoeld in het eerste lid, de dichtstbij gelegen tegenoverliggende
rooilijn.
Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt
ter plaatse van die onderbreking de verstverwijderde van de beide
ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
4.24 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
4.24.1 De maximale hoogte van een bouwwerk bedraagt:
a. in het vlak door de achtergevelrooilijn, gelegen achter de op de
plankaart aangegeven voorgevelrooilijn langs wegen welke zijn
voorzien van de aanduiding "lijnstructuur ruimtelijk" op
plankaart A: 1 meter, vermeerderd met de helft van de afstand
tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde
bouwblok met een maximum van 15 meter;
b. in het vlak door de achtergevelrooilijn, gelegen achter de op de
plankaart aangegeven voorgevelrooilijn langs wegen welke niet
zijn voorzien van de aanduiding "lijnstructuur ruimtelijk" op
plankaart A: 1 meter, vermeerderd met de helft van de afstand
tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde
bouwblok met een maximum van 10 meter.
4.24.2 De in 4.24.1 bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de
achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk.
Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig
lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het