64 züchtig wödde, hek dan 'n gujc oppassing. Z*eekten en züchten. Zie: m a rtelen. Z*certe. In enkele samenst. nog in gebruik voor: pijn. Bv.: höfdzieerte, lifz1certe. Zinnig, bnw. Mak, tam. Vooral <strong>van</strong> honden en paarden gezegd. Zinnigheid, v. Lust, trek. 'k Heb gin zinnigheid üm daor hen te gaon. Ik heb gin zinnigheid in diee m eid (vrijster of dienstbode). Zöbberig of zöbbezakkerig. Wijd, ruim, zakkerig. W at zit u diee jas zöbberig! 'n Zöbbe noemt men wel een dikke vrouw, die plomp loopt. Zödderen. Langzaam koken, zeuren, lange heb diee wöttels nu in Gödsnam e al op 't vur staon te zödderen! Zaod, o. Zaad, inzet. Ik heb m in zaod al, zeggen de jongens, als ze hun inzet al terug hebben; wat ze nog verder krijgen is dus winst. Zaojen en braojen. Koken en braden, kokkerellen. Zom m ersprutels. Zomersproeten. Zökke, m. Sok. Ook overdr. 'n Zökke <strong>van</strong> 'n vent — een trage, domme, onbeholpen man. Ook: W .-V l. Zomp, m. Lang, smal vaartuig, vooral op de <strong>Overijssel</strong>sche kanalen in gebruik. Velen zullen zich nog de snelvarende bötterzom p op Amsterdam herinneren met zijn onversaagde bemanning. *Zönne. Zoon. M v. zöns. <strong>De</strong> zon = zünne. Zonnend. Zie: Zükkend. Zoogedisel, m. Zoogdistel, paardedistel, die gestoken wordt voor de konijnen. Züchten: Zie z*eekten. Züg, o. Vloeipapier, stukje vloei, 'n S ch rift m et 'n zügjen. Elke sinesappel zit in 'n zügjen. Ned. Zuigen is echter: zügen. Zükkend, vnw. Zulke, mv. (nooit ge volgd door een subst.). H*ee hef ach vissen e<strong>van</strong>gen! Hükkend? Zükkend! Hunend? Hoe een? Zonnend! Zoo één! wordt in het enk. gebruikt. Zuptödde, m. Zuiplap. Zwak. Lenig, buigzaam. D ,ee jonge is zoo zwak, datte de bieenen in de nekke kan leggen. Z w akjen, o. Het buigzame gedeelte <strong>van</strong> een pijperoer. Zwaleve, m. Zwaluw. Sam .: Zwa = levennost, zwalevenstart (zekere houtverbinding). Zwallegat, o. Zinkput, kolk, waarin het vuil uit het water bezinkt. Verg. Ned.: zwelgen — verslinden. Eng.: to swallow. Zwalm , v. Walm. Zwalm en, ww. <strong>De</strong> Iam pe zw alm t; de kam er is vol zwalm. Zweinjak, m. Liederlijk mensch. Zwijn is geen <strong>De</strong>ventersch; het is geïmporteerd, <strong>van</strong>daar de uitspraak met ei. Zie bij: glcitand. *Zwïg of Zwïgans. Jongensspel, waarbij de jongens op den roep: Zwïg, telkens naar den overkant <strong>van</strong> de straat moesten loopen. Werden Ze hierbij 3 X aangetikt, dan moesten ze mee helpen <strong>van</strong>gen (tikken). Bij het sterk toegenomen verkeer is dit spel langzamerhand in onbruik geraakt. Zwït. Zwit slaon. Geur maken, pronken, zich nogal voordoen. Zwil, o. Eelt, zeen in het vleesch. Hiee hef zwil in de handen. Zwilderig vleis. Zwil^aor, o. Geel haar (pezen uit draden samengesteld). Gron.: taoi haor. Zwiksken, o. Een hazelnoten verleng- stukje op een hengelroede. Zwaor, bnw. Zwaar, zwanger. Tu ons hüs öfbrandden, was ik zwaor <strong>van</strong> m ïn négende (kind). Zwaore, m. en v. Spekzwoerd.
INHOUD. Voorbericht voor den eersten druk .................................................................. V Voorbericht voor den tweeden d r u k ................................................................. V I Aanwijzing der u itsp raak................................................................................... X Inleiding .................................................................... ...................................... .. X I Lijst <strong>van</strong> inclinaties ............................................... ......................... ................... X X 't Léleke endekfiken ........................................... .............. .................................. X X II Volledige titels der werken, waarnaar in de woordenlijst verwezen wordt X X V III Woordenlijst ................................................... .............. ............ ................... i Blz.
- Page 1:
WOORDENBOEKJE VAN HET DEVENTERSCH D
- Page 5 and 6:
VOORBERICHT VOOR DEN EERSTEN DRUK.
- Page 7 and 8:
Ik heb vier, vif appels ') en: Jan
- Page 9 and 10:
ouder tot ouder uit Deventer en had
- Page 11 and 12:
INLEIDING. De tongvallen, die in Gr
- Page 13 and 14:
XIII Tot onderscheiding van het ges
- Page 15 and 16:
slaon slao slot slaot staon stao St
- Page 17 and 18:
laozen laotcn raojen loopen stooten
- Page 19 and 20:
don willen hebben dö düt dót wil
- Page 21 and 22:
staowe — staan we wölle — wild
- Page 23 and 24:
XXIII ’n kokkert,” zei e, ,,'tl
- Page 25 and 26:
XXV „W as dat?” zei de vrouwe e
- Page 27 and 28:
XXVII In d’n höf kwammen ’n pa
- Page 29 and 30:
A (Woorden met ao en ao beginnende,
- Page 31 and 32:
gaat, wenscht men: Goeien a n : dac
- Page 33 and 34:
sen! 't Is 'n batsen, dat mok zegge
- Page 35 and 36:
Bleike, znw. m =n. Bleek. Het bnw.
- Page 37 and 38:
Ook Lim b. O. V . II. p. 214 en Nee
- Page 39 and 40:
Benjamin: van vogels en van kindere
- Page 41 and 42: gereid linnen. 'nEigengereide k 'ee
- Page 43 and 44: gouden of zilveren kap wordt gedrag
- Page 45 and 46: an disse k ante? Ook: Günse. Genoc
- Page 47 and 48: ereiding. Ik heb de bótter groot
- Page 49 and 50: *Niet al te streng optreden. Dót m
- Page 51 and 52: Intégen. H*ce kwam m in intégen.
- Page 53 and 54: wollen dito heet: lure. (Zie dat wo
- Page 55 and 56: Knüchen. Kuchen. Knüp. Knoop in e
- Page 57 and 58: K rim m ellatin. Een eigenaardig ta
- Page 59 and 60: an. In de stad is dit woord nagenoe
- Page 61 and 62: völle te m artelen, d.i. ze moeten
- Page 63 and 64: fflumm, is een klanknabootsing voor
- Page 65 and 66: oftökken. A f bedelen, aftroggelen
- Page 67 and 68: over de kou klaagde of die zeer lic
- Page 69 and 70: gaven ieder evenveel knikkers, waar
- Page 71 and 72: altid te raspelen op d*ee hoop plan
- Page 73 and 74: knikker kan belemmeren, uit den ; w
- Page 75 and 76: laoten zetten, want aj in 'n hürh
- Page 77 and 78: B ï 't kantongerecht heffet ver =
- Page 79 and 80: Stèken (I). W erpen naar een bepaa
- Page 81 and 82: deel van de meeldraden der bloem zo
- Page 83 and 84: T rcaté r. Theater. Ook wordt zoo
- Page 85 and 86: of kan ik geen reden voor geven, Gr
- Page 87 and 88: V erroest! Een gewone verwensching,
- Page 89 and 90: Vrölik. Ouden van dagen hoorde ik:
- Page 91: W innen (II). Winden. Opwinnen, öf