19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wetenschap<br />

maar ook het veel bredere ‘verspreiden, op welke wijze<br />

ook, van denkbeelden die zijn gegrond op rassensuperioriteit<br />

of rassenhaat’. In de visie van de IVUR-commissie<br />

betreft het een veelvormig verbod; in zijn recente General<br />

Recommendation no. 35 over ‘combatting racist hate<br />

speech’ 13 adviseert de IVUR-commissie lidstaten strafbaar<br />

bij wet te verklaren en effectief te sanctioneren ‘elke verspreiding<br />

van denkbeelden die zijn gegrond op rassensuperioriteit<br />

of haat; aanzetten tot haat, minachting of discriminatie;<br />

bedreiging of aanzetten tot geweld;<br />

beledigingen, spot of laster of de rechtvaardiging van<br />

haat, minachting of discriminatie, wanneer zij duidelijk<br />

neerkomen op aanzetten tot haat of discriminatie’. 14 Deze<br />

vormen van ‘hate speech’ kunnen dus als strafbaar onder<br />

artikel 137d worden beschouwd, voor zover zij niet onder<br />

andere strafbepalingen vallen; uiteindelijk moeten de<br />

uitingsdelicten tezamen voldoende bescherming bieden.<br />

Bij de strafbaarstelling van ‘aanzetten’ dienen lidstaten<br />

volgens de Commissie rekening te houden met<br />

belangrijke elementen als het opzet van de spreker en het<br />

dreigend gevaar of de waarschijnlijkheid dat zijn uitlating<br />

zal resulteren in het gewenste gedrag. 15 Dat geeft de lidstaten<br />

dus in principe wel enige marge met betrekking<br />

tot het vereiste verband tussen een meningsuiting en een<br />

daaruit resulterende handeling of effect op de openbare<br />

orde; het vereiste van een ‘krachtversterkend element’ of<br />

een hoog opzet-vereiste lijkt binnen die marge te vallen.<br />

Maar vervolgens rijst dan de vraag hoe het delict toegepast<br />

dient te worden en hoe uitlatingen daar nu precies<br />

onder gekwalificeerd moeten worden.<br />

General Recommendation no. 35 zegt daarover dat<br />

rekening gehouden moet worden met een aantal contextuele<br />

factoren, op de eerste plaats de inhoud en vorm van<br />

een uitlating; of een uitlating direct en provocatief is, welke<br />

vorm en stijl die heeft. De aanbeveling overweegt<br />

‘Racist hate speech kan vele vormen aannemen en is niet<br />

beperkt tot expliciet racistische uitlatingen. (…) Uitlatingen<br />

waarin specifieke raciale of etnische groepen worden<br />

aangevallen kunnen gebruik maken van indirect taalgebruik<br />

om doelwitten en doelen te versluieren. Andere factoren<br />

zijn onder andere de positie van de spreker – de<br />

commissie benadrukt de rol van politici in het bijdragen<br />

tot het scheppen van een negatief klimaat ten opzichte<br />

van de door het verdrag beschermde groepen – en de reikwijdte<br />

van de uitlating – daaronder begrepen het soort<br />

publiek en massamedium en de frequentie van de communicatie;<br />

in het bijzonder wanneer herhaling het<br />

bestaan suggereert van een opzettelijke strategie om vijandschap<br />

te wekken ten opzichte van etnische en raciale<br />

groepen’. 16<br />

Met deze aanbevelingen in het achterhoofd, kan<br />

onderzocht worden hoe Wilders’ uitlatingen over ‘minder<br />

Marokkanen’, gegeven de context waarin zij zijn gedaan,<br />

gekwalificeerd kunnen worden.<br />

4. De strafrechtelijke waardering van Wilders’<br />

uitlatingen over minder Marokkanen<br />

Naar hun inhoud en strekking geven Wilders’ uitlatingen<br />

over Marokkanen tijdens de verkiezingscampagne en op<br />

de betreffende verkiezingsavond expliciet blijk van een<br />

streven naar de aanwezigheid van minder Marokkanen in<br />

Nederland. Wilders heeft zich later wel verdedigd met het<br />

argument dat hij zijn publiek slechts een simpele vraag<br />

heeft gesteld en niet zelf ‘minder’ heeft gescandeerd. Dat<br />

geldt in ieder geval niet voor zijn uitlating tijdens de verkiezingscampagne<br />

en met zijn reactie ‘dat gaan we regelen’<br />

tijdens de verkiezingsavond heeft Wilders de wensen<br />

van zijn publiek op zijn minst onderschreven. Bovendien<br />

kun je je afvragen of Wilders met zijn vraag naar meer of<br />

minder Marokkanen zijn publiek niet gewoon uitlokt om<br />

‘minder, minder, minder’ te scanderen en daardoor zijn<br />

publiek strafbaar ophitst; de vraag maakte immers onderdeel<br />

van een drietal vragen aan zijn publiek. Wilders<br />

vroeg hen eerst of ze meer of minder Europese Unie willen,<br />

waarop men ‘minder’ riep. Vervolgens vroeg Wilders<br />

zijn publiek of ze meer of minder PvdA willen, waarop<br />

herhaaldelijk ‘minder’ klonk. Men kan stellen, dat deze<br />

stijl maakt, dat er in de uiteindelijke vraag naar ‘meer of<br />

minder Marokkanen’ sprake is van een opruiend ‘krachtversterkend<br />

element’. 17<br />

Allereerst kan men betogen dat Wilders zijn publiek<br />

strafbaar aanzet tot haat. In de jurisprudentie is ‘haat’ ook<br />

wel omschreven als gevoelens van diepe afkeer en minachting<br />

en het aanzetten tot haat is zo gekarakteriseerd<br />

dat een uitlating groepen tegenover elkaar plaatst en hierdoor<br />

voor een ‘intrinsiek conflictueuze tweespalt’ zorgt. 18<br />

Wilders’ uitlatingen lijken hieraan te voldoen, ook al<br />

wordt in de uitlatingen de groep Marokkanen niet letterlijk<br />

en met zoveel woorden tegenover de groep autochtone<br />

Nederlanders geplaatst. De uitdrukking van een algemeen<br />

streven naar minder Marokkanen in Nederland,<br />

zonder enige nadere motivering of nuancering, kan nauwelijks<br />

anders worden geïnterpreteerd dan dat er een<br />

onoplosbaar belangenconflict bestaat tussen in Nederland<br />

aanwezige Marokkanen en overige Nederlanders. In de<br />

tweede plaats kunnen Wilders’ uitlatingen gedaan in het<br />

kader van verkiezingen ook beschouwd worden als een<br />

strafbare vorm van aanzetten tot discriminatie. Zij verwoorden<br />

namelijk letterlijk een politiek streven naar een<br />

bepaalde samenstelling van de bevolking puur op basis<br />

van nationale of etnische afkomst en een beleid dat ertoe<br />

strekt dat de in Nederland aanwezige Marokkanen op<br />

grond van hun nationale of etnische afkomst het land zullen<br />

moeten verlaten. Dit komt neer op discriminatie en de<br />

miskenning van de gelijke grondrechten van nationale<br />

minderheden.<br />

Wilders heeft later wel verklaard, dat hij met zijn<br />

uitspraken niet doelde op alle in Nederland aanwezige<br />

Marokkanen, maar alleen ‘de criminele Marokkanen’ en/<br />

of ‘Marokkanen met een dubbele nationaliteit’ (paspoort).<br />

De subjectieve bedoelingen van een spreker zijn<br />

echter strafrechtelijk niet relevant. Het opzet om aan te<br />

zetten tot haat en discriminatie dient namelijk bepaald<br />

te worden aan de hand van de waardering van de uitlating<br />

zelf. Daarbij kan het strafrechtelijk wel relevant zijn<br />

of een spreker zich bewust is van het strafbare karakter<br />

De subjectieve bedoelingen<br />

van een spreker zijn<br />

strafrechtelijk niet relevant<br />

1818 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!