19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak<br />

UWV volgens vaste rechtspraak van de Raad<br />

(zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juli<br />

2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB0252 en de uitspraak<br />

van 15 oktober 2008,<br />

ECLI:NL:CRVB:2008:BG2005) de inkomsten op<br />

een redelijke wijze mag schatten, indien achteraf<br />

de omvang van de verzwegen werkzaamheden<br />

en inkomsten niet meer kan worden<br />

bepaald aan de hand van betrouwbare<br />

schriftelijke gegevens. De betrokken uitkeringsontvanger<br />

heeft dan vervolgens de<br />

mogelijkheid om de juistheid van de op basis<br />

van deze schatting vastgestelde bedragen te<br />

weerleggen met ondubbelzinnige, concrete<br />

en verifieerbare inkomensgegevens. Een<br />

redelijke verdeling van de bewijslast met<br />

betrekking tot de omvang van de feitelijk<br />

genoten inkomsten uit arbeid brengt in die<br />

situatie met zich mee dat het risico dat de<br />

relevante gegevens onbewezen blijven bij de<br />

uitkeringsontvanger wordt gelegd.<br />

4.3.2. Het standpunt van appellant, dat geen<br />

sprake is geweest van loonvormende arbeid<br />

wordt niet gevolgd. Inkomsten uit (verboden)<br />

handel in vuurwerk moeten wel degelijk worden<br />

beschouwd als inkomsten uit een economische<br />

activiteit die als inkomsten uit arbeid<br />

zijn te bestempelen, in de door het UWV in<br />

aanmerking genomen jaren.<br />

4.4. Vastgesteld kan worden dat appellant<br />

van de werkzaamheden en de daaruit verkregen<br />

inkomsten nooit melding heeft gemaakt<br />

op de hem toegezonden inlichtingenformulieren.<br />

Dat betekent dat appellant zijn inlichtingenplicht<br />

ingevolge artikel 80 van de WAO<br />

heeft geschonden. Het UWV mocht de<br />

inkomsten dus op een redelijke wijze schatten.<br />

Het UWV heeft dit gedaan op de wijze<br />

beschreven in het in het rapport werknemersfraude<br />

van 10 augustus 2011, waarin is<br />

verwezen naar het stamproces-verbaal witwassen<br />

van 19 april 2011. Hiermee is voldoende<br />

gemotiveerd dat het aannemelijk is<br />

dat appellant over de periode van 1 januari<br />

2005 tot en met 10 december 2010 met de<br />

handel in vuurwerk een wederrechtelijk<br />

voordeel heeft verkregen van € 244 816.<br />

Appellant heeft hier geen concrete en verifieerbare<br />

gegevens tegenover gesteld waaruit<br />

blijkt dat de schatting van het UWV onjuist<br />

was. De arbeidsdeskundige heeft in zijn<br />

onder 1.5 genoemde rapport met juistheid<br />

gesteld dat het daarmee overeenkomend<br />

maandbedrag meer bedraagt dan het maatmaninkomen<br />

per maand.<br />

4.5. Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen<br />

volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De<br />

aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.<br />

1365<br />

17 juni 2014, nr. 13/2022 WWB-T<br />

(Mrs. Van der Ham, Hillen, Hink)<br />

ECLI:NL:CRVB:2059<br />

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld<br />

bieden de onderzoeksbevindingen geen toereikende<br />

grondslag voor het standpunt van<br />

de SVB dat appellanten een woning in<br />

Marokko in eigendom hebben en dat appellanten,<br />

door hiervan geen melding te<br />

maken, de inlichtingenverplichting hebben<br />

geschonden.<br />

(WWB art. 17)<br />

(….)<br />

Overwegingen<br />

4.3. Een besluit tot intrekking van bijstand is<br />

een belastend besluit, waarbij het aan het<br />

bestuursorgaan is om de nodige kennis over<br />

relevante feiten en omstandigheden te vergaren.<br />

Dat betekent dat de last om aannemelijk<br />

te maken dat aan de voorwaarden voor<br />

intrekking is voldaan in beginsel op het college<br />

rust.<br />

4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat<br />

appellanten de inlichtingenverplichting hebben<br />

geschonden door geen melding te<br />

maken van de eigendom van de woning in<br />

[naam gemeente 1] en de door appellante<br />

ontvangen erfenis. Verder staat vast dat de<br />

SVB geen onderzoek heeft gedaan naar deze<br />

woning en evenmin naar de ontvangen erfenis.<br />

In hoger beroep ligt alleen de vraag voor<br />

of appellanten in de te beoordelen periode<br />

de woning in [naam gemeente 2] eveneens<br />

in eigendom hebben gehad.<br />

4.5. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld<br />

bieden de onderzoeksbevindingen<br />

geen toereikende grondslag voor het standpunt<br />

van de SVB dat dat appellanten een<br />

woning op het adres [adres 2] te [naam<br />

gemeente 2] in Marokko in eigendom hebben<br />

en dat appellanten, door hiervan geen<br />

melding te maken, de inlichtingenverplichting<br />

hebben geschonden.<br />

4.5.1. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt<br />

dat het standpunt dat appellanten de woning<br />

te [naam gemeente 2] in eigendom hebben<br />

enkel is gebaseerd op een tweetal verklaringen<br />

van de bevoegde [naam]. Het betoog van<br />

de SVB dat uit de verklaringen van appellanten<br />

eveneens kan worden afgeleid dat zij de<br />

woning in [naam gemeente 2] bezitten,<br />

slaagt niet. Hoewel appellanten wisselend en<br />

tegenstrijdig hebben verklaard over de onroerende<br />

zaken in Marokko, hebben zij niet verklaard<br />

dat zij eigenaar zijn van de woning<br />

aan de [adres 2] te [naam gemeente 2]. Dit<br />

kan evenmin worden afgeleid uit de door<br />

appellanten gegeven omschrijving van de<br />

woning. Daarbij is van belang dat appellanten<br />

beiden hebben verklaard over het eigendom<br />

van een woning in [naam gemeente 3],<br />

in de gemeente [naam gemeente 1] en dat<br />

appellant expliciet heeft gezegd dat hij met<br />

de omschrijving van deze woning het huis in<br />

de gemeente [naam gemeente 1] bedoelt.<br />

4.5.2. In het rapport van 1 september 2010<br />

heeft de Attaché vermeld dat zijn medewerkers<br />

van de ambassade op 13 mei 2010 een<br />

onaangekondigd bezoek hebben gebracht<br />

aan de lokale autoriteiten van de wijk [naam<br />

wijk] te [naam gemeente 2]. De bevoegde<br />

[naam] heeft toen gezegd dat appellant<br />

sedert ongeveer 1983 de woning op adres<br />

[adres 2] in eigendom heeft. De Attaché heeft<br />

tevens vermeld dat uit de op 17 augustus<br />

2010 ontvangen informatie van [naam adviseur],<br />

Adviseur van de Directeur-Generaal<br />

van het Kadaster, is gebleken dat de woning<br />

in het kadaster is ingeschreven op naam van<br />

een derde persoon. Hierna is de woning<br />

getaxeerd door een lokale taxateur. In het<br />

taxatierapport van 20 juli 2010 heeft de taxateur<br />

het adres [adres 2], [naam wijk] [naam<br />

gemeente 2] genoemd, zonder vermelding<br />

van een huisnummer. Uit het taxatierapport<br />

blijkt niet waarop de in dat rapport genoemde<br />

GPS coördinaten zijn gebaseerd. Deze zijn<br />

niet vermeld in het rapport van 1 september<br />

2010. Naar aanleiding van het rapport van 1<br />

september 2010 heeft de sociale recherche<br />

per email op 2 december 2010 nadere vragen<br />

aan het IBF gesteld. De sociale recherche<br />

heeft onder meer gevraagd naar de redenen<br />

van wetenschap van de [naam], waarbij als<br />

voorbeeld is genoemd op wiens naam de<br />

energieleverantie staat. Verder heeft de sociale<br />

recherche gevraagd naar de informatie van<br />

het Kadaster waaruit is gebleken dat deze<br />

woning op naam van een derde staat ingeschreven.<br />

In het in reactie op deze vragen uitgebrachte<br />

rapport van 23 augustus 2011<br />

heeft de Attaché vermeld dat twee medewerkers<br />

van de ambassade op 9 juni 2011<br />

opnieuw een bezoek hebben gebracht aan de<br />

plaatselijke autoriteiten van het arrondissement<br />

[naam wijk] te [naam gemeente 2]. De<br />

bevoegde [naam] heeft over zijn redenen van<br />

wetenschap verklaard dat appellant en zijn<br />

gezin onder dit arrondissement vallen en zij<br />

in het verleden vaker administratieve verklaringen<br />

aan appellant of zijn gezin hebben<br />

verstrekt en een [naam] veel moet weten<br />

over de bewoners van zijn wijk. Uit het rapport<br />

van 23 augustus 2011 komt niet naar<br />

voren om welke verklaringen het gaat en<br />

evenmin is nader geconcretiseerd waarop de<br />

[naam] zijn wetenschap over de eigendom<br />

van deze woning heeft gebaseerd. Uit het<br />

1872 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!