19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1.7). Daarin wordt, kort gezegd, gestipuleerd dat iedereen<br />

die ‘redelijkerwijs weet of kan vermoeden’ dat zijn activiteit<br />

nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving,<br />

verplicht is zo mogelijk preventieve maatregelen te<br />

nemen. Is dat niet mogelijk dan moeten die gevolgen<br />

zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt en<br />

als ook dat niet kan, dan moeten die activiteiten achterwege<br />

worden gelaten ‘voor zover dat redelijkerwijs van hem<br />

kan worden gevraagd’. Ook al worden in deze formulering<br />

de nodige slagen om de arm gehouden, deze algemene<br />

duurzaamheidsladder kan, samen met de algemene zorgplicht,<br />

een effectief instrument zijn voor het bestuur om<br />

op te treden in gevallen waar de geldende normen bepaalde<br />

situaties, bijvoorbeeld door technische ontwikkelingen<br />

of nieuwe inzichten en opvattingen, onvoldoende dekken.<br />

Naast deze vangnetfunctie kan deze bepaling een belangrijke<br />

signaalfunctie hebben bij de bewustmaking van burgers<br />

van hun eigen verantwoordelijkheid.<br />

Op aandringen van de Raad van State zijn enkele<br />

omgevingsrechtelijke beginselen in het wetsvoorstel gecodificeerd.<br />

In artikel 2.26, bevattende verplichte instructieregels<br />

voor het Rijk ten aanzien van programma’s die voortvloeien<br />

uit internationaalrechtelijke verplichtingen, is<br />

bepaald dat deze regels mede strekken ter voorkoming of<br />

beperking van achteruitgang van de staat of kwaliteit van<br />

de fysieke leefomgeving. Aldus is in dit artikel het in het<br />

internationale milieurecht toegepaste standstillbeginsel<br />

opgenomen. Ter uitvoering van de EU-richtlijn Industriële<br />

emissies is het beginsel van de beste bestaande technieken<br />

(BBT-beginsel) opgenomen in enkele wettelijke bepalingen<br />

over rijksregels voor milieubelastende activiteiten (artikel<br />

4.22) en wateractiviteiten (artikel 4.23) en voor de beoordeling<br />

van milieubelastende activiteiten (artikel 5.25). In artikel<br />

5.21 zijn enkele erfgoedbeginselen uit de verdragen van<br />

Granada en Valletta toegepast op de beoordelingsregels die<br />

worden vastgesteld ten behoeve van een ‘rijksmonumentenactiviteit’<br />

zoals behoud gaat voor vernieuwing en bij voorkeur<br />

conserveren en in standhouden van archeologische<br />

monumenten in situ. Daar staat tegenover dat de stevige<br />

zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming degradeert<br />

naar de rang van algemene maatregel van bestuur. 18<br />

Een gemiste kans<br />

De regering heeft er, anders dan de Raad van State graag<br />

zag, helaas niet voor gekozen om meer beginselen te codificeren<br />

in het wetsvoorstel. Ronduit cryptisch is de constatering<br />

dat een dergelijke codificatie de rechtszekerheid<br />

zou beperken. De rechterlijke toetsing zou volgens de<br />

regering kunnen beteken dat het jaren kan duren voordat<br />

Beginselenregulering maakt het<br />

mogelijk bij een terugtredende en<br />

deregulerende overheid de wetgever<br />

toch richtinggevende uitspraken te<br />

laten doen<br />

dergelijke jurisprudentie zou zijn uitgekristalliseerd. Codificatie<br />

zou tot verstarring kunnen leiden omdat ze de<br />

ruimte voor de overheid beperkt om tot een maatschappelijk<br />

acceptabel beleidspakket te komen. De Europeesrechtelijke<br />

beginselen zouden primair zijn ontwikkeld<br />

voor het milieubeleid en zich niet onverkort laten toepassen<br />

op andere domeinen van het omgevingsrecht, codificatie<br />

zou Europeesrechtelijk niet noodzakelijk zijn en er<br />

zou geen beginselgeleide wetgeving bestaan op het gebied<br />

van de fysieke leefomgeving.<br />

Met deze argumenten, waarvan enkele een beetje<br />

gezocht lijken, wordt de kans gemist om in de nieuwe wettelijke<br />

regeling te komen tot een daadwerkelijke vernieuwing<br />

van omgevingsrechtelijke regulering door te werken<br />

aan de verdere ontwikkeling van omgevingsrechtelijke<br />

beginselen. Beginselenregulering kan immers een goed<br />

antwoord zijn op de uitdagingen die hiervoor zijn<br />

geschetst. Ze maakt het mogelijk bij een terugtredende en<br />

deregulerende overheid de wetgever toch richtinggevende<br />

uitspraken te laten doen die het bestuur inscherpen, door<br />

effectief invulling te geven aan bevoegdheden met betrekking<br />

tot de zorg voor de fysieke leefomgeving en te voorkomen<br />

dat economische belangen in de besluitvorming<br />

domineren. Omgevingsrechtelijke beginselen respecteren<br />

de vrijheid van initiatiefnemers en doen tevens een<br />

beroep op hun verantwoordelijkheid voor de fysieke leefomgeving.<br />

19 Bij toepassing van dergelijke rechtsbeginselen<br />

hoeven regelingen niet steeds te worden aangepast aan<br />

technologische ontwikkelingen, hetgeen innovatie bevordert.<br />

Ze leidt ertoe dat de verantwoordelijkheid voor proces<br />

en resultaat wordt verplaatst van de regelgever naar<br />

de normadressaat en zij vergroot de kansen op maatwerk<br />

en flexibiliteit. 20 Dat het zal leiden tot een belangrijkere<br />

rol van de rechter in het omgevingsrecht hoeft voor de<br />

legitimiteit van de besluitvorming, gelet op het algemeen<br />

maatschappelijke vertrouwen in de rechterlijke macht, 21<br />

geen nadeel te zijn.<br />

14. Brief d.d. 17 juni 2014, over de stelselherziening<br />

in het omgevingsrecht, p. 6.<br />

15. Vergelijk artikel 124 lid 1 van de Grondwet<br />

waarin de autonomie van gemeenten<br />

en provincies wordt erkend.<br />

16. Wetsvoorstel Omgevingswet, MvT, p.<br />

39-43.<br />

17. Wetsvoorstel Omgevingswet, Advies<br />

Afdeling advisering Raad van State en<br />

Nader rapport, p. 42.<br />

18. Wetsvoorstel Omgevingswet, MvT, p. 68.<br />

19. Zie daarover F.P.C.L. Tonnaer, ‘Vertrouwen<br />

op initiatiefnemers in de Omgevingswet:<br />

een stille revolutie in het omgevingsrecht?’<br />

BR 2014/49, in het bijzonder p.<br />

258-259.<br />

20. Zie W. Timmer, ‘Zorgplichten aan het<br />

werk’ Regelmaat 2013/6, p. 354-366.<br />

vertrouwen heeft in de rechter dan in politieke<br />

partijen, de regering of de Tweede<br />

Kamer, D. Broeders, ‘Transparantie in de<br />

Trias? De verhouding tussen de politieke<br />

machten en de rechterlijke macht’, in:<br />

Speelruimte voor transparante rechtspraak,<br />

WRR-verkenning 26, Amsterdam 2013.<br />

21. Metingen door het Sociaal en Cultureel<br />

Planbureau wijzen uit dat de Nederlandse<br />

bevolking stelselmatig en structureel meer<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1825

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!