19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak<br />

gemeenten moeilijk vast te stellen en slecht<br />

handhaafbaar is. Ten slotte geldt dat voorkomen<br />

moet worden dat de band met de<br />

Nederlandse arbeidsmarkt en de eventuele<br />

(re-)integratie en inburgering in de Nederlandse<br />

samenleving van bijstandsgerechtigden<br />

tot 65 jaar die tijdelijk zijn ontheven van<br />

zowel de sollicitatieplicht als de re-integratieplicht,<br />

verder onder druk komt te staan.<br />

Immers een ontheffing van de sollicitatieen/of<br />

re-integratieplicht is op grond van artikel<br />

9, tweede lid, van de WWB altijd tijdelijk.<br />

De WWB schrijft dus niemand af. Daarom<br />

vervalt voor deze groep bijstandsgerechtigden<br />

de van de normale en gebruikelijke<br />

vakantieperiode afwijkende periode van<br />

dertien weken. Voor de groep van bijstandsgerechtigden<br />

van 65 jaar en ouder wil de<br />

regering wel een uitzondering op de standaardtermijn<br />

van vier weken laten gelden<br />

omdat bij deze groep definitief geen arbeidsverplichtingen<br />

aan het op de WWB gebaseerde<br />

recht op AIO-aanvulling zijn verbonden.<br />

4.2.3. Naar het oordeel van de Raad vormen<br />

de in 4.2.2 genoemde, en aan de memorie<br />

van toelichting op het gewijzigde artikel 13,<br />

vierde lid, van de WWB ontleende, uitgangspunten<br />

tezamen en in onderlinge samenhang<br />

bezien redelijke en objectieve gronden<br />

voor het hier bedoelde onderscheid.<br />

4.2.4. Appellant heeft betoogd dat hij weliswaar<br />

niet formeel was ontheven van de verplichtingen<br />

als bedoeld in artikel 9, eerste<br />

lid, van de WWB maar dat hij in feite kan<br />

worden gelijkgesteld met iemand die duurzaam<br />

is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen.<br />

Hij is immers volledig arbeidsongeschikt<br />

en het college laat al jaren iedere re-integratie-inspanning<br />

jegens hem achterwege. Daargelaten<br />

de juistheid van deze stelling, kan dit<br />

betoog niet worden gevolgd. In dit verband is<br />

allereerst van belang dat, anders dan appellant<br />

kennelijk meent, niet alleen de vrijstelling<br />

van arbeidsverplichtingen als argument<br />

ter rechtvaardiging van de langere verblijfsduur<br />

in het buitenland voor pensioengerechtigden<br />

is genoemd. Daarnaast geldt dat de<br />

ontheffing van de verplichtingen als bedoeld<br />

in artikel 9, eerste lid, van de WWB voor personen<br />

beneden de pensioengerechtigde leeftijd<br />

ingevolge artikel 9, tweede lid, van de<br />

WWB - anders dan voor hen die de pensioengerechtigde<br />

leeftijd hebben bereikt - een tijdelijk<br />

karakter heeft. Volgens vaste rechtspraak<br />

van de Raad (uitspraak van 12 oktober<br />

2010, ECLI:NL:CRVB:2010: BO0490) is bijstandsverlening<br />

erop gericht degenen die<br />

daartoe in staat zijn te stimuleren om<br />

betaald werk te vinden en wordt voor degenen<br />

die dat nog niet kunnen gezocht naar<br />

mogelijkheden om hun kansen op de<br />

arbeidsmarkt te vergroten. Mede gelet op de<br />

in artikel 18, eerste lid, van de WWB neergelegde<br />

opdracht aan het college tot afstemming<br />

van aan de bijstand verbonden verplichtingen<br />

zal bij heronderzoeken dan ook<br />

periodiek bezien moeten worden of, en zo ja<br />

in hoeverre, aanleiding bestaat om tot<br />

arbeidsinschakeling strekkende verplichtingen<br />

(opnieuw) aan de bijstand te verbinden<br />

of om voor een bepaalde periode verleende<br />

ontheffingen van deze verplichtingen voort<br />

te zetten, in te trekken of te wijzigen. Een<br />

besluit om deze verplichtingen voorgoed<br />

niet aan een betrokkene op te leggen of om<br />

zonder tijdsbepaling ontheffing te verlenen<br />

van verplichtingen gericht op inschakeling<br />

in de arbeid, zou daarmee in strijd zijn. De<br />

door appellant voorgestane gelijkstelling met<br />

personen die de pensioengerechtigde leeftijd<br />

hebben bereikt, staat - daargelaten dat hij<br />

formeel niet van arbeidsverplichtingen is<br />

ontheven - dus haaks op de uitgangspunten<br />

en doelstelling van de WWB.<br />

College van Beroep voor het<br />

bedrijfsleven<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door mw. mr.<br />

J.M.M. Bancken, auditeur bij het College<br />

en mw. mr. A. Bruining, voorheen<br />

gerechtsauditeur bij het College.<br />

1371<br />

10 april 2014, nr. 10/828, 10/829, 10/830<br />

(Mrs. Aerts, Dijt, Fierstra)<br />

ECLI:NL:CBB:2014:118 en 119<br />

Boete; kartel; schending rechten van<br />

verdediging? systeeminbreuk; merkbaarheid,<br />

interstatelijk effect; werking gewijzigde<br />

bagatelbepaling; lex mitior; toerekening;<br />

verval sanctiebevoegdheid.<br />

(Mededingingswet (Mw) art. 6, 7 (gewijzigd<br />

per 3 december 2011), 64; WEU art. 101; Awb<br />

art. 5:25)<br />

Hoger beroep tegen de uitspraken van<br />

Rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank)<br />

van 1 juli 2010, kenmerk AWB 09/1868 en<br />

AWB 09/1924 MEDED-T1, ACM vs. twee<br />

bedrijven 10.828 en 829.<br />

Deze twee uitspraken (één met de nummers<br />

10/828 en 10/829 en de tweede met nr.<br />

010/830) hebben betrekking op boetes opgelegd<br />

door ACM voor overtreding van het kartelverbod<br />

door ondernemingen, actief in de<br />

boomkwekerijsector. Aan de boetes ligt een<br />

door ACM uitgevoerd onderzoek ten grondslag<br />

op grond waarvan een redelijk vermoeden<br />

bestond dat een achttal ondernemingen,<br />

voorafgaand aan de inschrijving op aanbestedingen,<br />

door het maken van afspraken in<br />

wisselende samenstelling het kartelverbod<br />

hadden overtreden. Een naar aanleiding<br />

daarvan opgemaakt rapport is aan de betrokkenen<br />

gezonden. De boetes waren (na<br />

bezwaar) nog alleen gebaseerd op overtreding<br />

van art. 6 Mw. Tegen de beslissingen op<br />

bezwaar is beroep bij de rechtbank ingesteld.<br />

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard<br />

en de bestreden boetes gematigd.<br />

Voor zover van belang heeft de rechtbank<br />

(ambtshalve) geoordeeld dat de twee bedrijven<br />

tevens art. 101 WEU hadden overtreden.<br />

Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat<br />

ACM ten onrechte de omzet voorafgaand aan<br />

13 november 2002 bij de berekening van de<br />

boetegrondslag heeft betrokken, omdat de<br />

overtredingen voor die datum waren verjaard.<br />

Er wordt hoger beroep bij het College<br />

ingesteld.<br />

Oordeel College:<br />

- Rechten van verdediging:<br />

Het College oordeelt dat bij de bewijsvoering<br />

door ACM geen sprake is geweest van vooringenomenheid<br />

van ACM. De gebruikte bewijsmiddelen<br />

(ook de nadere) zijn tijdig ter<br />

kennis van de betrokkenen gebracht. De verklaring<br />

die door een getuige is afgelegd met<br />

het oog op het verkrijgen van clementie<br />

mocht ACM als wettig bewijsmiddel hanteren.<br />

Het stond aan de betrokkenen vrij tegenbewijs<br />

te leveren. Zij zijn niet in hun verdediging<br />

geschaad (r.o. 4.2.3).<br />

- Bewijs van de overtreding:<br />

Het College dat ACM zich terecht op het<br />

standpunt heeft gesteld dat alle betrokkenen<br />

hebben deelgenomen aan het kartel (r.o. 4.3.3).<br />

- Systeeminbreuk:<br />

Het College acht een ‘systeeminbreuk’ aanwezig.<br />

Er is een zodanig inhoudelijke samenhang<br />

en continuïteit in de tijd van de in aanmerking<br />

genomen gedragingen dat deze<br />

moeten worden gekwalificeerd als één enkele<br />

inbreuk. Er is vooroverleg gevoerd over -<br />

onder meer - de te hanteren inschrijfprijzen<br />

en ter bepaling van de onderneming die voor<br />

de opdracht in aanmerking zou komen. Het<br />

College acht de gestelde overtreding voldoende<br />

bewezen. ACM was bevoegd de boete op te<br />

leggen In zoverre bevestigt het College eveneens<br />

het oordeel van de rechtbank (r.o.4.4.3.).<br />

- Ambtshalve toepassing door de rechtbank<br />

van art. 101 WEU:<br />

Van een zgn ‘interstatelijk effect’ van de overtreding<br />

kan niet worden gesproken. Art. 101<br />

WEU is niet van toepassing. De vraag of de<br />

rechtbank ten onrechte ambtshalve toepassing<br />

heeft gegeven aan dit verdragsartikel<br />

blijft buiten beschouwing.<br />

1878 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!