19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraak<br />

contracten met reïntegratiebureaus afgesloten.<br />

Voor deze contracten geldt dat de<br />

bestaande uitvoeringspraktijk niet meer werd<br />

geaccepteerd. Appellant kon bij de jaarlijkse<br />

verantwoording de door hem voorgestane<br />

strikte benadering volgen. De omstandigheid<br />

dat het college de bestaande uitvoeringspraktijk<br />

pas na 11 juni 2007 heeft aangepast<br />

moet voor zijn rekening en risico worden<br />

gelaten. Door aan de reïntegratiebureaus via<br />

voorfinanciering vergoedingen te verstrekken<br />

waarvan de rechtmatige besteding pas in het<br />

laatste contractjaar hoefde te worden verantwoord,<br />

heeft het college onzekerheid geschapen<br />

ten aanzien van de rechtmatige besteding<br />

van die voorschotten. De Raad heeft al<br />

eerder geoordeeld dat het jaarlijks vaststellen<br />

door een accountant van financiële onzekerheden,<br />

die de rapporteringstolerantiegrens te<br />

boven gaan, ertoe leidt dat de desbetreffende<br />

uitgaven niet, althans niet met zekerheid<br />

kunnen worden verantwoord, zodat sprake is<br />

van onrechtmatige besteding (uitspraken van<br />

17 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW3514, en<br />

van 13 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9775).<br />

Appellant is op grond van artikel 70, eerste<br />

lid, van de WWB gehouden dergelijke<br />

onrechtmatige bestedingen van het college<br />

terug te vorderen.<br />

5.11. In 5.7. is reeds aangegeven dat het hoger<br />

beroep, gedeeltelijk, slaagt. De aangevallen<br />

uitspraak dient te worden vernietigd, behalve<br />

de beslissingen over griffierecht en proceskosten.<br />

Doende wat de rechtbank zou behoren<br />

te doen zal de Raad het beroep tegen het<br />

bestreden besluit gegrond verklaren en dat<br />

besluit vernietigen. De Raad zal appellant<br />

opdragen opnieuw op de bezwaren van het<br />

college te beslissen, met inachtneming van<br />

deze uitspraak. Omdat het gaat om een louter<br />

financiële uitwerking, wordt afgezien van<br />

het toepassen van een bestuurlijke lus.<br />

1370<br />

24 juni 2014, nr. 13/989 WWB<br />

(Mr. Roelofs)<br />

ECLI:NL:CRVB:2014:2141<br />

Toepassing van art. 13 lid 1 aanhef en<br />

onder e, in verbinding met art. 13 lid 4<br />

WWB levert geen strijd op met het verbod<br />

op leeftijdsdiscriminatie als bedoeld in art.<br />

26 IVBPR.<br />

(WWB art. 13 lid 1, aanhef en onder e en lid<br />

4; IVBPR art. 26)<br />

(…)<br />

Overwegingen<br />

1.2. Bij besluit van 16 mei 2012 heeft het<br />

dagelijks bestuur de bijstand van appellant<br />

over de periode van 1 tot en met 16 april<br />

2012 ingetrokken. Daaraan is ten grondslag<br />

gelegd dat appellant langer dan vier weken<br />

in het buitenland is geweest. Omdat appellant<br />

in de brief van 19 december 2011 onjuist<br />

is geïnformeerd over de maximaal toegestane<br />

periode van verblijf in het buitenland<br />

heeft het dagelijks bestuur besloten de verleende<br />

bijstand over de periode van 12 februari<br />

2012 tot en met 31 maart 2012 niet te<br />

herzien. Bij besluit van 13 augustus 2012<br />

(bestreden besluit) heeft het dagelijks<br />

bestuur het bezwaar tegen het besluit van 16<br />

mei 2012 ongegrond verklaard.<br />

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank<br />

het beroep tegen het bestreden besluit<br />

ongegrond verklaard.<br />

3. In hoger beroep heeft appellant, samengevat,<br />

aangevoerd dat de hem toegestane verblijfsduur<br />

in het buitenland ten onrechte is<br />

beperkt tot een periode korter dan dertien<br />

weken, dat aldus is gehandeld in strijd met<br />

het verbod op leeftijdsdiscriminatie als<br />

bedoeld in artikel 26 van het Internationaal<br />

Verdrag inzake burgerrechten en politieke<br />

rechten (IVBPR), dat het beroep op het vertrouwensbeginsel<br />

ten onrechte niet is gehonoreerd<br />

en dat sprake is van zeer dringende<br />

redenen, als bedoeld in artikel 16, eerste lid,<br />

van de WWB, die noodzaken tot voortzetting<br />

van de bijstand over de in geding zijnde<br />

periode.<br />

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.<br />

Beperking van verblijfsduur in het buitenland<br />

4.1.1. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e,<br />

van de WWB, bepaalt dat geen recht op bijstand<br />

heeft degene die per kalenderjaar langer<br />

dan vier weken verblijf houdt buiten<br />

Nederland dan wel een aaneengesloten periode<br />

van langer dan vier weken verblijf houdt<br />

buiten Nederland.<br />

4.1.2. Ingevolge artikel 13, vierde lid, van de<br />

WWB, zoals deze bepaling luidde tot 1 januari<br />

2012, gold in afwijking van het eerste lid,<br />

onderdeel e:<br />

a. voor personen jonger dan 65 jaar, aan wie<br />

op grond van artikel 9, tweede lid, ontheffing<br />

is verleend van de verplichtingen, bedoeld in<br />

artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, een<br />

periode van 13 weken;<br />

b. voor personen van 65 jaar of ouder, een<br />

periode van 26 weken.<br />

4.1.3. Ingevolge artikel 13, vierde lid, van de<br />

WWB, zoals deze bepaling luidt met ingang<br />

van 1 januari 2012, geldt in afwijking van<br />

het eerste lid, onderdeel e, voor personen die<br />

de pensioengerechtigde leeftijd hebben<br />

bereikt, een periode van dertien weken.<br />

4.1.4. Tussen partijen is niet in geschil dat<br />

appellant van 1 tot en met 16 april 2012 verblijf<br />

hield in Suriname, terwijl de voor zijn<br />

leeftijdscategorie geldende periode van vier<br />

weken (van verblijf in het buitenland met<br />

behoud van bijstand) en de daarenboven<br />

extra toegestane periode inmiddels was verstreken.<br />

Gelet op artikel 13, eerste lid, aanhef<br />

en onder e, van de WWB, in verbinding met<br />

artikel 13, vierde lid, had appellant gedurende<br />

deze periode niet langer recht op bijstand.<br />

Verbod op leeftijdsdiscriminatie<br />

4.2.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad<br />

(uitspraak van 4 maart 2014,<br />

ECLI:NL:CRVB:2014:742) levert niet ieder<br />

onderscheid naar leeftijd een verboden discriminatie<br />

op. Indien daarvoor redelijke en<br />

objectieve gronden bestaan is het maken van<br />

onderscheid naar leeftijd geoorloofd. In dit<br />

verband is het volgende van belang.<br />

4.2.2. Bij wet van 22 december 2011 tot wijziging<br />

van de Wet werk en bijstand en samenvoeging<br />

van die wet met de Wet investeren<br />

in jongeren gericht op bevordering van deelname<br />

aan de arbeidsmarkt en vergroting van<br />

de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden<br />

(Wijzigingswet), gepubliceerd<br />

in het Stb. 2011, 650, is artikel 13, vierde<br />

lid, van de WWB met ingang van 1 januari<br />

2012 gewijzigd op de wijze als aangegeven in<br />

4.1.3. Uit de Memorie van Toelichting bij<br />

deze wet (Kamerstukken II<br />

2010/11, 32815, 3, p.16-17) en de Handelingen<br />

(Kamerstukken II, 5 oktober 2011, p. 108)<br />

valt af te leiden dat de wetgever met deze<br />

wetswijziging heeft beoogd de mogelijkheden<br />

om met behoud van bijstand in het buitenland<br />

te verblijven aan te scherpen. De<br />

norm is vier weken; slechts voor mensen met<br />

een onvolledige AOW, en daar bovenop een<br />

zogenoemde AIO-aanvulling, geldt een categoriale<br />

uitzondering. Voor hen is overigens<br />

de voorheen geldende termijn van 26 weken<br />

teruggebracht tot dertien weken. In de<br />

memorie van toelichting wordt er allereerst<br />

op gewezen dat de bijstand is bedoeld als<br />

vangnet om te kunnen voorzien in de<br />

bestaanskosten in Nederland. Het toestaan<br />

van een langdurig verblijf in het buitenland<br />

met behoud van bijstand past daar volgens<br />

de regering niet bij. De bijstandsgerechtigde<br />

moet daarom in Nederland wonen én verblijven<br />

om recht op bijstand te hebben. Voorts<br />

kan met het toestaan van een langdurig verblijf<br />

in het buitenland het gebruik van verzwegen<br />

vermogen in het buitenland of het<br />

opbouwen en in stand houden van dat vermogen<br />

moeilijker worden voorkomen. Daarnaast<br />

is van belang dat het beoordelen van<br />

het recht op bijstand van mensen die langdurig<br />

in het buitenland verblijven voor de<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1877

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!