19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak<br />

opgemaakte processen-verbaal, 2. dat over<br />

door de verdediging gesignaleerde daarin<br />

voorkomende onduidelijkheden en hiaten<br />

in eerste aanleg aanvullende processenverbaal<br />

zijn opgemaakt en 3. dat de<br />

verdediging niet nader heeft geconcretiseerd<br />

welke vragen nog zouden dienen te<br />

worden beantwoord. A-G: anders.<br />

(Sv art. 410)<br />

Inleiding:<br />

Verdachte is veroordeeld wegens – kort<br />

gezegd – 1. ‘diefstal door twee of meer verenigde<br />

personen waarbij de schuldige zich de<br />

toegang tot de plaats van het misdrijf heeft<br />

verschaft en het weg te nemen goed onder<br />

zijn bereik heeft gebracht door middel van<br />

braak en inklimming’, en 2. primair ‘poging<br />

tot diefstal door twee of meer verenigde personen<br />

waarbij de schuldige zich de toegang<br />

tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft<br />

en het weg te nemen goed onder zijn bereik<br />

heeft gebracht door middel van braak en<br />

inklimming’.<br />

Het eerste middel luidt dat het hof het verzoek<br />

tot het horen van zes getuigen (allen<br />

zijn verbalisant) op ontoereikende gronden<br />

heeft afgewezen door eraan voorbij te gaan<br />

dat de verdachte die getuigen nimmer heeft<br />

kunnen ondervragen terwijl het hof de verklaringen<br />

van die getuigen wel voor het<br />

bewijs heeft gebezigd.<br />

De zes getuigen die de verdediging ter<br />

terechtzitting van het gerechtshof wenste te<br />

horen waren door de raadsvrouwe van de verdachte<br />

opgegeven bij de appelschriftuur. De<br />

raadsman van de verdachte heeft voormeld<br />

verzoek ter terechtzitting van het hof van 30<br />

oktober 2012 nader toegelicht. Bij tussenarrest<br />

van 13 november 2012 heeft het hof het<br />

verzoek om de zes opgegeven getuigen op te<br />

roepen aan de hand van het verdedigingsbelangcriterium<br />

afgewezen. Na hervatting van<br />

het onderzoek op de terechtzitting van 28<br />

januari 2013 in de stand waarin het zich op<br />

het tijdstip van het tussenarrest bevond,<br />

heeft de raadsvrouwe blijkens haar aan het<br />

proces-verbaal van die terechtzitting gehechte<br />

pleitaantekeningen nog het een en ander<br />

aangevoerd ter onderbouwing van het verzoek.<br />

Bij arrest van 11 februari 2013 heeft<br />

het hof dit verzoek afgewezen en daartoe<br />

onder meer overwogen dat verdachte door<br />

die afwijzing redelijkerwijs niet in zijn verdediging<br />

wordt geschaad.<br />

Hoge Raad, onder meer:<br />

2.3. Het arrest HR 1 juli 2014,<br />

ECLI:NL:HR:2014:1496, houdt omtrent de<br />

beoordeling van cassatieklachten over beslissingen<br />

inzake verzoeken tot het oproepen en<br />

horen van getuigen onder meer het volgende<br />

in: […] [de Hoge Raad citeert r.o. 2.73-2.77 van<br />

voormeld arrest, dat hierboven is afgedrukt;<br />

PHvK].<br />

2.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen<br />

is de afwijzing door het hof van voormelde<br />

verzoeken niet onbegrijpelijk en toereikend<br />

gemotiveerd. De Hoge Raad heeft daarbij in<br />

aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld<br />

1. dat alle in de verzoeken genoemde<br />

getuigen hun waarnemingen hebben vastgelegd<br />

in op ambtseed opgemaakte processenverbaal,<br />

2. dat over door de verdediging<br />

gesignaleerde daarin voorkomende onduidelijkheden<br />

en hiaten in eerste aanleg aanvullende<br />

processen-verbaal zijn opgemaakt en 3.<br />

dat de verdediging niet nader heeft geconcretiseerd<br />

welke vragen nog zouden dienen te<br />

worden beantwoord.<br />

2.5. Het middel faalt.<br />

1357<br />

1 juli 2014, nr. 13/05142<br />

(Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg)<br />

(Na conclusie van A-G mr. A.J. Machielse,<br />

strekkende tot vernietiging en verwijzing;<br />

adv. mr. M.E. van der Werf, Amsterdam)<br />

ECLI:NL:HR:2014:1559<br />

Toepassing overzichtsarrest HR 1 juli 2014,<br />

ECLI:NL:HR:2014:1496 inzake het oproepen<br />

dan wel horen van daartoe door de verdediging<br />

opgegeven getuigen in gewone strafzaken:<br />

een ter terechtzitting in hoger<br />

beroep door de raadsman gedaan verzoek<br />

tot aanhouding van de behandeling van de<br />

zaak voor het horen van een getuige is een<br />

verzoek in de zin van art. 331 lid 1 jo. art.<br />

328 Sv om toepassing te geven aan art. 315<br />

Sv, zodat het noodzaakcriterium daarop van<br />

toepassing is.<br />

In casu niet onbegrijpelijk oordeel van het<br />

hof waarom het geen geloof hecht aan de<br />

verklaringen van de verdachte en een<br />

betrokkene, hetgeen aldus kan worden<br />

verstaan dat het hof heeft geoordeeld dat<br />

van de noodzaak tot het horen van een<br />

andere betrokkene als getuige niet is<br />

gebleken. A-G: anders.<br />

(Sv art. 315, 328, 331 en 415)<br />

Inleiding:<br />

Verdachte is veroordeeld wegens witwassen.<br />

Het middel klaagt dat het hof bij de afwijzing<br />

van het verzoek om [betrokkene 2] als getuige<br />

te horen een verkeerde maatstaf heeft<br />

aangelegd althans dat het hof die afwijzing<br />

ontoereikend heeft gemotiveerd.<br />

Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting<br />

in hoger beroep van 3 december 2012<br />

heeft de raadsman van de verdachte het<br />

woord gevoerd overeenkomstig de aan het<br />

proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota<br />

gaat nader in op het verzoek om<br />

[betrokkene 2] als getuige te horen.<br />

Het hof heeft het verzoek om [betrokkene 2]<br />

als getuige te horen bij arrest afgewezen en<br />

daartoe het volgende overwogen: ‘Het hof<br />

wijst het verzoek af. In de regel zal door de<br />

verdediging niet nader behoeven te worden<br />

uitgelegd op welk tijdstip en op welke wijze<br />

zij in het bezit is gekomen van nadere identificerende<br />

gegevens over een persoon die zij<br />

als getuige gehoord wenst te zien. Onder<br />

omstandigheden kan dit evenwel anders zijn<br />

en zal de verdediging dienen uit te leggen<br />

dat en waarom nadere identificerende gegevens<br />

omtrent een persoon die zij wenst als<br />

getuige te worden gehoord, zoals zijn woonof<br />

verblijfplaats, niet door haar in een eerder<br />

stadium van het geding zijn verstrekt. Van<br />

dergelijke omstandigheden is naar het oordeel<br />

van het hof in dit geval sprake. De verdediging<br />

heeft eerst bij pleidooi in hoger<br />

beroep nadere identificerende gegevens van<br />

de persoon die zij als getuige gehoord wenst<br />

te zien verstrekt (…). (…) Nu door de verdediging<br />

geen nadere uitleg is gegeven als hiervóór<br />

bedoeld zijn er onvoldoende aanknopingspunten<br />

om aan te nemen dat de<br />

betreffende persoon bestaat en bestond in<br />

en ten tijde van het door de verdediging<br />

gepresenteerde scenario dan wel daadwerkelijk<br />

de persoon is die in dit scenario wordt<br />

bedoeld.<br />

Voorts bevat ’s hofs arrest de volgende overweging<br />

met betrekking tot het bewijs: ‘Het<br />

hof is van oordeel dat het door en namens<br />

verdachte gevoerde verweer strekkende tot<br />

vrijspraak van het tenlastegelegde wordt<br />

weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen,<br />

zoals deze later in de eventueel op te<br />

maken aanvulling op dit arrest zullen worden<br />

opgenomen. Het hof heeft geen reden<br />

om aan de juistheid en betrouwbaarheid van<br />

de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.<br />

(…)’<br />

Hoge Raad, onder meer:<br />

2.4. Het ter terechtzitting in hoger beroep<br />

door de raadsman gedane verzoek tot aanhouding<br />

van de behandeling van de zaak<br />

voor het horen van [betrokkene 2] als getuige<br />

is een verzoek in de zin van art. 331, eerste<br />

lid, in verbinding met art. 328 Sv om toepassing<br />

te geven aan art. 315 Sv. Die<br />

bepalingen zijn ingevolge art. 415 Sv ook in<br />

hoger beroep van toepassing. Maatstaf bij de<br />

beslissing op een zodanig verzoek is of de<br />

noodzaak daarvan is gebleken.<br />

2.5. Het arrest HR 1 juli 2014,<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1861

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!