19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

die beoordeling een politiek voorstel op zijn discriminatoire<br />

karakter te waarderen. Zo interpreteer ik ook het vervolgingsbevel<br />

van Hof Amsterdam in de Wilders-zaak,<br />

waarin de strafbaarheid van Wilders’ eerdere uitlatingen<br />

werden geplaatst in het licht van artikel 17 EVRM, dat<br />

misbruik van recht verbiedt. 8<br />

Hoewel het OM door Hof Amsterdam was bevolen<br />

Wilders te vervolgen, hield het OM voet bij stuk en eiste<br />

geen veroordeling maar vrijspraak van Wilders. In feite<br />

betrof de zaak geen procedure op tegenspraak. De verdediging<br />

stemde immers in met de lezing van het OM en de<br />

benadeelden mochten in eerste instantie slechts hun<br />

schade toelichten, terwijl die juist afhing van de interpretatie<br />

van artikel 137d en de toepassing van de bepaling op<br />

Wilders’ uitlatingen. De civiele partijen trachtten nog naar<br />

voren te brengen dat artikel 137d niet slechts een openbare<br />

orde delict is; ingekleurd door normen van het internationaal<br />

recht gegrond in de menselijke waardigheid diende<br />

artikel 137d Sr geacht te worden de intrinsieke waarde<br />

te beschermen van het recht te leven in een samenleving<br />

die vrij is van intolerante, haatdragende en discriminerende<br />

uitlatingen, zoals die van Wilders. Het zou goed zijn,<br />

als die juridische discussie ten overstaan van de rechter<br />

alsnog wordt gevoerd.<br />

3. Internationaalrechtelijke normen ten<br />

aanzien van ‘hate speech’<br />

Nationale grenzen aan ‘hate speech’ worden inderdaad ten<br />

dele bepaald door het internationale recht. Ik beperk mij<br />

hier tot enige opmerkingen over de staatsverplichtingen<br />

onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en<br />

Politieke Rechten (IVBPR), het Europees Verdrag van de<br />

Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag<br />

inzake Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie<br />

(IVUR).<br />

Artikel 20 (2) IVBPR verplicht lidstaten ‘het propageren<br />

van op nationale afkomst, ras of godsdienst gebaseerde<br />

haatgevoelens die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid<br />

of geweld bij de wet te verbieden’, maar het<br />

artikel eist niet per se een strafrechtelijk verbod. In de<br />

Wilders-zaak, hebben de benadeelden een klacht tegen<br />

Wilders’ vrijspraak ingediend bij het VN-Mensenrechtencomité,<br />

9 dat toezicht houdt op de naleving van het IVB-<br />

PR, wegens schending van dit verbod. Het is echter onzeker<br />

of het Comité de benadeelden ontvankelijk zal<br />

verklaren. Het Comité heeft namelijk tot nu toe slechts<br />

zaken inhoudelijk behandeld, waarin een schending van<br />

de vrijheid van meningsuiting (artikel 19 (3)) centraal<br />

stond en niet direct van het verbod in artikel 20 (2). 10 De<br />

vraag of individuen artikel 20 (2) IVBPR direct mogen<br />

inroepen voor het Comité onder het Optionele Protocol<br />

is nog onbeslist.<br />

Het EHRM verleent staten een ruime<br />

beoordelingsmarge voor het stellen<br />

van beperkingen aan een heftig<br />

politiek debat over de zo gevoelige<br />

problematiek rondom immigratie en<br />

integratie<br />

Het EHRM acht optreden tegen ‘hate speech’, door<br />

het Hof ruim omschreven als ‘all forms of expression<br />

which spread, incite, promote or justify hatred based<br />

on intolerance (including religious intolerance)’,<br />

gerechtvaardigd. Het Hof legt daarbij ook een zekere<br />

nadruk op de speciale verantwoordelijkheid van een<br />

politicus om niet aan te zetten tot religieuze intolerantie.<br />

Aan de andere kant verleent het EHRM staten uiteindelijk<br />

toch een ruime beoordelingsmarge voor het<br />

stellen van beperkingen aan een heftig politiek debat<br />

over de zo gevoelige problematiek rondom immigratie<br />

en integratie. 11 Daarom verrast het niet dat de klacht,<br />

die ook bij het EHRM is ingediend tegen Wilders’ vrijspraak<br />

wegens schending van artikel 9 EVRM dat de<br />

godsdienstvrijheid garandeert, niet-ontvankelijk is verklaard.<br />

12<br />

Onder het IVBPR en het EVRM bestaat dus enige<br />

marge voor lidstaten om op te treden tegen ‘hate<br />

speech’; uit de verdragen en de jurisprudentie vloeien<br />

geen heldere, harde positieve verplichtingen voor strafbaarstelling<br />

en vervolging voort. Het OM en de rechter<br />

zouden zich nu wel meer dan in de vorige Wilders-zaak<br />

kunnen laten inspireren door de jurisprudentie van het<br />

EHRM, waaruit blijkt welke uitlatingen verboden<br />

mógen worden om de menselijke waardigheid te<br />

beschermen en discriminatie te voorkomen. Maar in<br />

principe heeft die marge gevolgen voor de doorwerking<br />

van dat recht in de Nederlandse rechtsorde. Dat ligt<br />

toch anders bij het IVUR, omdat artikel 4a IVUR lidstaten<br />

verplicht ‘hate speech’ strafbaar te stellen en artikel<br />

137d juist beoogt artikel 4a IVUR te implementeren.<br />

Daarom zou ik ervoor willen pleiten om artikel 137d,<br />

voor zover het Nederlandse recht onduidelijk is, meer<br />

in het licht van de verplichtingen van het IVUR te interpreteren<br />

en toe te passen.<br />

Artikel 4a IVUR eist van lidstaten strafbaar bij wet te<br />

verklaren niet alleen ‘aanzetting tot rassendiscriminatie,<br />

zomede alle daden van geweld of aanzetting daartoe’<br />

6. HR 18 mei 1999, NJ 1999, 634 (m.nt.<br />

’t Hart).<br />

7. Zie eerder ook: Janssen & Nieuwenhuis<br />

2012.<br />

8. Hof Amsterdam 21 januari 2009,<br />

ECLI:NL:GHAMS:2009:BH0496, NJ<br />

2009/191 (m.nt. Buruma), Strafblad 2009,<br />

p. 198-208 (m.nt. Fennema), Mediaforum<br />

2009/8 (m.nt. A. J. Nieuwenhuis).<br />

9. Communicatie onder het IVBPR d.d. 15<br />

november 2011, toegankelijk op: www.<br />

prakkendoliveira.nl/user/file/complaint-epgeanonimiseerde-s60bw-111111712190.<br />

pdf.<br />

10. Bijvoorbeeld: Ross vs. Canada,<br />

736/1997, CCPR/C/70/D/736/1997.<br />

11. EHRM 10 juli 2008, appl.no. 15948/03<br />

(Soulas vs. Frankrijk), EHRC 2008/112<br />

(m.nt. J.H. Gerards); EHRM 16 juli 2009,<br />

appl.no. 15615/07 (Féret vs. België), EHRC<br />

2009/111 (m.nt. D. Voorhoof), NJ<br />

2009/412, p. 4055-4058 (m.nt. Dommering),<br />

Mediaforum 2009, (m.nt. Voorhoof);<br />

141 EHRM 20 april 2010, appl.no.<br />

18788/09 (Le Pen vs. Frankrijk) (rec.), NJ<br />

2010/429 (m.nt. Dommering), NTM/<br />

NJCM-Bulletin 2010, p. 533-540 (m.nt.<br />

Lawson), annotatie D. Voorhoof op: www.<br />

psw.ugent.be/dv/page.aspx?id=5.<br />

12. De klacht is afgewezen per brief d.d. 11<br />

oktober 2012 verstuurd aan de klager<br />

(ongepubliceerd).<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1817

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!