19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Vooraf<br />

1335<br />

Omzetting of verdubbeling van BV’s?<br />

27<br />

Nederland bereidt wetgeving voor over grensoverschrijdende<br />

omzetting van rechtspersonen. De<br />

toelichting op art. 334rr BW van het voorontwerp 1<br />

zegt dat als een NV/BV een grensoverschrijdende omzetting<br />

aankondigt terwijl nog een belastingschuld openstaat of<br />

door de omzetting ontstaat, die schuld moet worden voldaan<br />

vóór omzetting. De fiscus kan zich zo nodig bedienen<br />

van art. 2:334qq BW (verzet door schuldeisers) of 334rr BW<br />

(blokkering door de Minister in het algemeen belang).<br />

Aanleiding voor de omzettingswetgeving zijn het Cartesioarrest<br />

C-210/06 van het HvJ EU (over de zetelverplaatsing<br />

van een rechtspersoon van Hongarije (siège réèl-stelsel) naar<br />

Italië), en het uitblijven van harmonisatie op EU-niveau.<br />

Sommigen 2 leidden uit Cartesio af dat vennootschappen<br />

uit incorporatielanden zoals Nederland hun oprichtingsrecht<br />

kunnen afschudden door hun werkelijke zetel te verplaatsen<br />

naar een lidstaat met vennootschapsrechtelijke<br />

inreisregeling en zich om te zetten in een lokale rechtsvorm.<br />

Daarmee zou ontsnapt kunnen worden aan, bijvoorbeeld,<br />

een enquête van minderheidsaandeelhouders of<br />

binnenlandse belastingplicht (art. 2(4) Wet op de vennootschapsbelasting<br />

knoopt aan oprichtingsrecht). In de praktijk<br />

wordt kennelijk al druk geadviseerd op basis van het<br />

idee dat BV’s hun vennootschapsbelastingplicht kunnen<br />

afschudden door zich grensoverschrijdend om te zetten en<br />

zich in Nederland uit te schrijven.<br />

In Cartesio overwoog het HvJ EU:<br />

“110 Een lidstaat mag dus zowel de aanknoping omschrijven<br />

die van een vennootschap vereist is opdat deze kan worden<br />

geacht te zijn opgericht volgens het nationale recht (…), als<br />

de aanknoping die vereist is om deze hoedanigheid naderhand<br />

te kunnen handhaven. Deze bevoegdheid omvat de<br />

mogelijkheid voor deze lidstaat om een onder zijn nationale<br />

recht vallende vennootschap niet toe te staan deze hoedanigheid<br />

te behouden wanneer zij zich in een andere lidstaat<br />

wenst te herorganiseren door de verplaatsing van haar zetel<br />

naar het grondgebied van die lidstaat, (…).<br />

111 Een dergelijk geval van verplaatsing van de zetel van<br />

een (…) vennootschap naar een andere lidstaat zonder verandering<br />

van het recht waaronder zij valt, moet echter worden<br />

onderscheiden van het geval van de verplaatsing van<br />

een (…) vennootschap naar een andere lidstaat mét verandering<br />

van het toepasselijke nationale recht, waarbij de<br />

vennootschap wordt omgezet in een vennootschapsvorm<br />

die valt onder het nationale recht van de lidstaat waar zij<br />

naartoe is verplaatst.<br />

112 In dit laatste geval kan de in punt 110 (…) genoemde<br />

bevoegdheid, (…), er (…) geen rechtvaardiging voor vormen<br />

dat de lidstaat van oprichting, door de ontbinding en liquidatie<br />

van deze vennootschap te vereisen, haar belet zich om<br />

te zetten in een vennootschap naar nationaal recht van die<br />

andere lidstaat voor zover diens recht dit toestaat.”<br />

Deze overwegingen gaan duidelijk niet over vertrek uit een<br />

incorporatiestelsel (waarbij het oprichtingsrecht immers juist<br />

behouden blijft), maar uitsluitend over Staten die de toepasselijkheid<br />

van hun recht juist beëindigen bij vertrek. Dat de<br />

term “omzetting” dan valt, ligt volstrekt voor de hand omdat<br />

er dan maar één toepasselijk statuut resteert (dat van de ontvangststaat).<br />

Hongarije mocht Cartesio hoe dan ook haar<br />

Hongaarse statuut afnemen, maar mocht geen ontbinding<br />

en liquidatie eisen als Italië vervangend statuut verleent. Had<br />

Hongarije een incorporatiestelsel gehad, dan was Cartesio per<br />

definitie Hongaars gebleven en was irrelevant geweest of Italië<br />

een inreisregeling had. Uit de arresten C-208/00 Überseering<br />

en C-167/01 Inspire Art blijkt immers dat Italië dan<br />

verplicht zou zijn geweest om Cartesio’s Hongaarse statuut te<br />

erkennen en geen Italiaans statuut mocht eisen, zodat geen<br />

behoefte aan omzetting zou hebben bestaan.<br />

Op Cartesio kan dus niet gebaseerd worden dat een Nederlandse<br />

BV die naar België gaat en mede statuten optrekt<br />

naar Belgisch recht, haar Nederlandse rechtspersoonlijkheid<br />

(en dus binnenlandse belastingplicht) zou verliezen. Een<br />

dubbel statuut is naar Belgisch noch Nederlands recht problematisch,<br />

noch in strijd met de vestigingsvrijheid: België<br />

behandelt de immigrante niet ongunstiger dan Belgische<br />

Bvba’s en erkent het Nederlandse statuut, zoals Überseering<br />

eist; Nederland behandelt de emigrante niet ongunstiger<br />

dan binnenslands geleide BV’s, noch belet hij haar een parallel<br />

Belgisch statuut te verwerven. Uit de fiscale arresten<br />

C-513/04, Kerckhaert-Morres (r.o. 20), C-128/08, Damseaux<br />

(r.o. 27 en 22) en C-67/08, Block (r.o. 28 en 31), blijkt expliciet<br />

dat de EU-Verdragsvrijheden zich niet verzetten tegen ‘parallelle<br />

uitoefening’ van jurisdictie, zelfs niet als dat tot dubbele<br />

belasting leidt, mits beide lidstaten het grensoverschrijdende<br />

geval niet ongunstiger behandelen dan het binnenlandse.<br />

Voor natuurlijke personen blijkt bovendien uit C-336/96, Gilly<br />

(r.o. 27 juncto 31 en 35), dat lidstaten bevoegd zijn om<br />

jurisdictie te koppelen aan nationaliteit en uit C-513/03, Van<br />

Hilten-Van der Heijden, dat zij geëmigreerde onderdanen<br />

ondanks hun feitelijke vertrek mogen blijven onderwerpen<br />

als (fictieve) inwoners.<br />

Fiscaalrechtelijk zie ik de zin van grensoverschrijdende<br />

omzetting dus niet: Cartesio zegt niets over behoud of verlies<br />

van oprichtingsrecht bij vertrek uit een incorporatiestaat,<br />

met name niet dat de oprichtingsstaat de rechtspersoon<br />

niet zou mogen blijven aanmerken als ‘eigen’<br />

rechtspersoon. Zelfs als dat anders zou zijn, zegt dat nog<br />

niets over het fiscale recht. Art. 2(4) Wet Vpb luidt: “heeft de<br />

oprichting (…) plaatsgevonden naar Nederlands recht, dan<br />

wordt (…) het lichaam steeds geacht in Nederland te zijn<br />

gevestigd.” Zelfs als een nieuw rechtskleed vennootschapsrechtelijk<br />

verlies van de BV-status zou meebrengen, neemt<br />

dat niet weg dat het lichaam naar Nederlands recht is opgericht<br />

en dus binnenlands belastingplichtig blijft. En uit<br />

C-371/10, National Grid Indus, blijkt expliciet dat lidstaten<br />

exitheffingen mogen opleggen aan vertrekkende rechtspersonen<br />

als zij hun fiscale jurisdictie daardoor verliezen.<br />

Aan de art. 2:334qq BW en 334rr BW lijkt de Nederlandse<br />

fiscus dus weinig behoefte te hebben. Opmerkelijk is wel<br />

dat Nederland met art. 334rr BW nu hetzelfde stelsel<br />

invoert als het Britse dat in 1988 aan de orde was in het<br />

oer-arrest van het HvJ EU over vennootschappelijke emigratie<br />

(81/87, Daily Mail).<br />

Peter Wattel<br />

Noten<br />

1. Zie http://www.internetconsultatie.nl/grensoverschrijdende_omzetting.<br />

2. Bijvoorbeeld L. Timmerman: Willen we dit? Ondernemingsrecht 2009/2, en J.W. Bellingwout:<br />

Cartesio: mijlpaal en doorbraak na Daily Mail; WFR 2009/217.<br />

Reageer op <strong>NJB</strong>log.nl op het Vooraf<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1813

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!