NJB-1427
NJB-1427
NJB-1427
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Rechtspraak<br />
rapport blijkt niet van nader onderzoek door<br />
het bureau sociale zaken. Zo hebben medewerkers<br />
van de ambassade bijvoorbeeld geen<br />
bezoek gebracht aan de woning en evenmin<br />
omwonenden als getuige gehoord over de<br />
vraag wie de eigenaar van de woning is. Verder<br />
is onduidelijk gebleven wie de derde persoon<br />
is op wiens naam de woning in het<br />
kadaster staat ingeschreven. Dat de inschrijving<br />
in het kadaster in Marokko niet verplicht<br />
is, betekent niet dat daarmee aan een<br />
inschrijving geen waarde kan worden toegekend.<br />
Daar komt bij dat uit de door appellanten<br />
overgelegde rekeningen van de energieleverantie<br />
aan de woning in [naam gemeente<br />
2] blijkt dat deze op naam van zoon [naam<br />
zoon] staan.<br />
4.5.3. De hiervoor gesignaleerde gebreken aan<br />
het onderzoek van het IBF brengen met zich<br />
mee dat de SVB niet aannemelijk heeft gemaakt<br />
dat appellant in de te beoordelen periode eigenaar<br />
was van de woning in [naam gemeente 2],<br />
zodat appellanten niet verweten kan worden<br />
dat zij hiervan geen melding hebben gedaan.<br />
Uit 4.4 volgt dat appellanten wel een verwijt<br />
treft wat betreft het niet melden van het bezit<br />
van de woning in de gemeente [naam gemeente<br />
1] en de ontvangst van een erfenis. Uitgaande<br />
van de door appellanten geschatte waarde van<br />
deze woning en de hoogte van de gestelde erfenis<br />
bieden deze een ontoereikende grondslag<br />
voor de conclusie dat het vermogen van appellanten<br />
gedurende de gehele in geding zijnde<br />
periode boven de van toepassing zijnde grens<br />
van het vrij te laten vermogen ligt.<br />
5. Uit 4.5 tot en met 4.5.3 volgt dat het<br />
bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid<br />
is voorbereid en evenmin op een<br />
deugdelijke motivering berust. De rechtbank<br />
heeft dat niet onderkend. Dit betekent dat<br />
het bestreden besluit ook wegens strijd met<br />
artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in<br />
aanmerking komt.<br />
5.1. Aansluitend dient te worden bezien welk<br />
vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. In<br />
dit geval kunnen de rechtsgevolgen van het<br />
vernietigde besluit niet in stand worden gelaten<br />
en kan de Raad evenmin zelf in de zaak<br />
voorzien. De SVB zal een nader onderzoek<br />
moeten instellen naar de vraag of appellanten<br />
eigenaar zijn van de woning aan de<br />
[adres 1] te [naam gemeente 2]. Bij dat<br />
onderzoek kan de SVB de eigendom van de<br />
woning van appellanten in de gemeente<br />
[naam gemeente 1] en de door appellante<br />
ontvangen erfenis betrekken. Na afronding<br />
van het onderzoek zal de SVB op basis van de<br />
resultaten van dat onderzoek een nieuwe<br />
beslissing op bezwaar dienen te nemen.<br />
5.2. De Raad ziet aanleiding om met toepassing<br />
van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet<br />
de SVB op te dragen het onder 4.5 geconstateerde<br />
gebrek te herstellen.<br />
1366<br />
18 juni 2014, nr. 12/5258 ZVW<br />
(Mrs. De Mooij, Brand, Hilhorst-Hagen)<br />
ECLI:NL:CRVB:2014:2115<br />
Een in Duitsland afgesloten verzekering<br />
voor zorg met Europadekking betekent niet<br />
dat is voldaan aan de verplichting op grond<br />
van de Zorgverzekeringswet een<br />
zorgverzekering af te sluiten.<br />
(Zvw art. 9b)<br />
(….)<br />
Overwegingen<br />
1.1. Bij brief van 7 juni 2011 heeft appellant<br />
betrokkene bericht dat zij geen zorgverzekering<br />
heeft en dat zij binnen drie maanden<br />
een zorgverzekering dient af te sluiten.<br />
1.2. Bij besluit van 4 april 2012 (bestreden<br />
besluit) heeft appellant, beslissend op<br />
bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 29 september<br />
2011 om betrokkene een boete op te<br />
leggen, omdat zij niet binnen drie maanden<br />
na 7 juni 2011 een zorgverzekering als<br />
bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de<br />
Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft afgesloten.<br />
2.1. In beroep heeft betrokkene aangevoerd<br />
dat zij in Duitsland is verzekerd voor zorg en<br />
dat zij op basis van deze verzekering ook in<br />
Nederland verzekerd is voor ziektekosten.<br />
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de<br />
rechtbank het beroep gegrond verklaard, het<br />
bestreden besluit vernietigd, het bezwaar<br />
gegrond verklaard, het besluit van 29 september<br />
2011 herroepen en bepaald dat het<br />
door betrokkene betaalde griffierecht door<br />
appellant wordt vergoed. De rechtbank heeft<br />
hiertoe overwogen dat appellant ten onrechte<br />
niet heeft nagegaan of de door betrokkene<br />
in Duitsland afgesloten verzekering tegen<br />
ziektekosten bij [naam verzekering] voldeed<br />
aan de bij en krachtens de hoofdstukken 2 en<br />
3 van de Zvw gestelde regels en dan met<br />
name of die verzekering meer dan wel minder<br />
zorg aanbiedt dan het wettelijk stelsel<br />
toelaat. De rechtbank acht een dergelijk<br />
onderzoek noodzakelijk omdat artikel 25,<br />
eerste lid, van de Zvw, waarin is bepaald dat<br />
een verzekeraar die het voornemen heeft een<br />
zorgverzekering aan te bieden en uit te voeren<br />
dit schriftelijk meldt aan de zorgautoriteit,<br />
geen toetredingsvoorwaarde voor de<br />
Nederlandse zorgverzekeringsmarkt behelst.<br />
3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep op<br />
het standpunt gesteld dat de rechtbank ten<br />
onrechte tot het oordeel is gekomen dat<br />
nagegaan had dienen te worden of de door<br />
betrokkene in Duitsland afgesloten verzekering<br />
kan worden aangemerkt als een zorgverzekering<br />
als bedoeld in de Zvw. Appellant<br />
heeft naar voren gebracht dat het oordeel<br />
van de rechtbank geen steun vindt in de uitspraken<br />
van de Afdeling Bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 25 juli 2012,<br />
ECLI:NL:RVS:2012:BX2543,<br />
ECLI:NL:RVS:2012:BX2549,<br />
ECLI:NL:RVS:2012:BX2552 en<br />
ECLI:NL:RVS:2012:BX2567. In deze uitspraken<br />
is geoordeeld dat geen sprake is van een<br />
zorgverzekering in de zin van artikel 1, aanhef<br />
en onder d, van de Zvw indien de verzekeraar<br />
de verzekering niet - zoals artikel 25<br />
van de Zvw voorschrijft - bij de zorgautoriteit<br />
heeft gemeld.<br />
3.2. Appellant heeft er tevens op gewezen dat<br />
een verzekeraar die zich niet meldt bij de<br />
autoriteit, maar toch wenst mee te doen in<br />
het systeem van de Zvw van theoretische aard<br />
is. Zo een verzekeraar zou dan moeten voldoen<br />
aan alle verplichtingen die op grond van<br />
de Zvw op hem rusten, terwijl hij geen vereveningsbijdrage<br />
ontvangt. Dit heeft tot gevolg<br />
- nu het om substantiële bedragen gaat - dat<br />
het niet mogelijk is om tegen een concurrerende<br />
prijs een zorgverzekering die voldoet<br />
aan de vereisten van de Zvw aan te bieden.<br />
3.3. Appellant heeft er ten slotte op gewezen<br />
dat [naam verzekering] niet heeft beoogd<br />
een zorgverzekering op grond van de Zvw<br />
aan te bieden. Niet alleen heeft zij de verzekering<br />
niet bij de zorgautoriteit aangemeld,<br />
maar zij heeft ook op geen enkele wijze<br />
gepretendeerd een zorgverzekering in de zin<br />
van de Zvw aan te bieden.<br />
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.<br />
4.2. Betrokkene heeft blijkens haar beroepsschrift<br />
in de veronderstelling verkeerd dat zij<br />
met een Duitse verzekering die ook in Nederland<br />
dekking geeft heeft voldaan aan de in<br />
Zvw opgenomen verplichting een zorgverzekering<br />
af te sluiten. Die veronderstelling is<br />
onjuist. Aan die verplichting is slechts voldaan<br />
nadat betrokkene een zorgverzekering<br />
heeft afgesloten die voldoet aan de bij en<br />
krachtens de hoofdstukken 2 en 3 van de<br />
Zvw gestelde regels.<br />
4.3. Uitgangspunt bij de beoordeling of een<br />
niet in Nederland afgesloten verzekering voldoet<br />
aan de bij en krachtens de hoofdstukken<br />
2 en 3 van de Zvw gestelde regels is of<br />
deze verzekering op grond van artikel 25 van<br />
de Zvw is gemeld bij appellant, die ingevolge<br />
de Zvw een register bijhoudt van de door de<br />
verzekeraars aangemelde (model)verzekeringsovereenkomsten.<br />
De Raad heeft, anders<br />
dan waarvan de rechtbank in overweging 3.4<br />
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1873