19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ter niet tot verhoging van bedragen voor aansprakelijkheidsverzekering.<br />

De mogelijkheden voor private verzekering<br />

voor mogelijke slachtoffers blijven daarom achter en<br />

veroorzakers van schade kunnen onvoldoende worden<br />

aangepakt. Hartlief benadrukte dat de door hem voorgestane<br />

aanpassingen van het aansprakelijkheidsrecht geen<br />

uiting van een reguleringsreflex zijn, maar een oplossing<br />

beogen te bieden voor ernstige en structurele beperkingen<br />

die het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht<br />

thans kennen. Daarbij wees hij op de voordelen van de<br />

Franse en Belgische situatie, waarin een ruime uitkering<br />

bij geleden schade bestaat met een verplichte rampenclausule<br />

in de vrijwillige opstalverzekering.<br />

Referent W.H. van Boom kon helaas niet aanwezig<br />

zijn. Zijn bijdrage werd, overgoten met een bourgondisch<br />

sausje, voorgelezen door M.G. Faure, onder meer hoogleraar<br />

aan de Universiteit Maastricht. Onder het spreekwoordelijke<br />

voorbehoud ‘schiet niet op de pianist’ hield<br />

Faure (Van Boom) de zaal voor het voorstel tot de verplichte<br />

aansprakelijkheidsverzekering een sympathiek<br />

idee te vinden, maar daartegen toch ook bedenkingen te<br />

hebben. Hij wees erop dat de af te dragen premie bij een<br />

onberekenbare rampkans kan leiden tot het opsluiten<br />

van kapitaal en een afgesproken ruimhartige dekking<br />

door verzekeraars bij een verplichte verzekering kan bijdragen<br />

aan ondermaats risicomanagement door zowel<br />

gevaarzetters als de overheid. Bovendien kennen ook verplichte<br />

modules hun grenzen en bieden bestaande verzekeringen<br />

al dekking voor schade in gevallen die als ramp<br />

kunnen worden aangeduid. Hartlief wilde wel erkennen<br />

dat verplichte verzekering een zeker risico voor ondermaats<br />

risicomanagement kan inhouden, maar ziet de<br />

oplossing in een premiedifferentiatie naar risico. Iemand<br />

met een huis naast de Maas zal dan voor een schadeverzekering,<br />

met ook dekking bij overstroming, meer moeten<br />

betalen dan iemand die op de tiende verdieping van<br />

een flat woont.<br />

Studentreferent R. Maas Mantel, Vrije Universiteit,<br />

wees erop dat de WTS in de praktijk met name van nut is<br />

gebleken bij natuurrampen en niet bij rampen veroorzaakt<br />

door menselijk falen. Bovendien komt het bij de<br />

WTS aan op een politieke keuze waarin de ene ramp meer<br />

aanspreekt dan de andere. Bij de behandeling van het<br />

wetsvoorstel kwam deze tekortkoming al, tevergeefs, ter<br />

sprake. Hij suggereerde dat het ontbreken van een allesomvattende<br />

schaderegeling wellicht niet zozeer uit politieke<br />

onwil voortvloeit als wel uit het uitzonderlijke karakter<br />

van rampen. Leidt die uitzonderlijkheid er niet toe dat<br />

rampen slechts ad hoc kunnen worden aangepakt?<br />

Onder illustratie van James Bondfilms kaartte T.F.E.<br />

Tjong Tjin Tai, hoogleraar aan Tilburg University, nog het<br />

aansprakelijkheidsrisico van de zijdelingse laedens aan.<br />

Zowel in die films als in het echte leven kunnen een<br />

ramp en de (ernst van de) gevolgen daarvan soms aanzienlijk<br />

worden beperkt door creatief en onverwacht<br />

ingrijpen van een niet-direct betrokken derde. Zou vermindering<br />

van de aansprakelijkheidsdruk bij een dergelijke<br />

zijdelingse laedens mensen niet kunnen stimuleren<br />

om soms buiten de gebaande paden te denken, en leidt<br />

een hoge aansprakelijkheidsdruk er niet juist toe dat<br />

mensen niet ingrijpen om de simpele reden dat de regels<br />

hen daartoe niet dwingen?<br />

Leidt die uitzonderlijkheid er niet<br />

toe dat rampen slechts ad hoc<br />

kunnen worden aangepakt?<br />

Tot slot nam Faure nogmaals het woord en riep op<br />

om Hartlief te steunen. Hij wees erop dat het wel wat wonderlijk<br />

is de door Hartlief voorgestelde verzekeringsplicht<br />

van de hand te wijzen omdat deze een lastenverzwaring<br />

– hogere premies – voor de burger inhoudt, om vervolgens<br />

bij rampen waar geen solvabele dader is de slachtoffers<br />

te compenseren met belastinggeld. Dat herverdelen<br />

van geld kan toch ook met een verplichte verzekering?<br />

Dat bedrijven dan hogere verzekeringslast hebben, is toch<br />

niet bezwaarlijk: zij veroorzaken toch ook het risico!<br />

Bovendien kan de verzekeringsplicht burgers en bedrijven<br />

stimuleren meer aan preventie te doen, zodat het privaatrecht<br />

tevens in de voorfase een rol heeft.<br />

Hartliefs voorstel voor de wijziging van het aansprakelijkheids-<br />

en verzekeringsrecht naar Frans en Belgisch<br />

voorbeeld kon rekenen op overweldigende steun: een ruime<br />

meerderheid stemde voor.<br />

Strafrecht en crises<br />

Preadviseur Keulen hield de zaal voor dat de bestaande<br />

strafbaarstellingen van voorbereidingshandelingen in<br />

hoge mate naar aanleiding van incidenten tot stand zijn<br />

gekomen. Dat heeft geleid tot een stelsel van bepalingen<br />

dat niet consistent is. Zo verschillen de eisen die in de<br />

artikelen 46 en 96 Sr worden gesteld ten aanzien van<br />

strafmaxima en vrijwillige terugtred. Voorts is de wet niet<br />

toegesneden op alle strafbare gedragingen die crises tot<br />

gevolg kunnen hebben. In zijn preadvies deed hij daarom<br />

het voorstel om te komen tot een ruimere algemene strafbaarstelling<br />

van voorbereiding. Daarnaast ging hij ook in<br />

op de verhouding tussen het strafrechtelijk onderzoek en<br />

het onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

Aan dat laatste onderwerp besteedde hij tijdens de jaarvergadering<br />

helaas geen aandacht. Al was dat misschien<br />

maar goed ook; de discussie werd al ingewikkeld genoeg.<br />

Bij de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen<br />

speelt de kwalijke intentie van de dader een grote rol<br />

maar, zo betoogde Keulen, dat wil niet zeggen dat sprake<br />

is van intentiestrafrecht. Naast die intentie is immers ook<br />

steeds vereist dat handelingen zijn verricht waaruit die<br />

intentie blijkt. De huidige regeling van artikel 46 Sr legt<br />

volgens Keulen te veel nadruk op het voorhanden hebben<br />

van bepaalde voorwerpen. Liever ziet hij een strafbaarstelling<br />

waarin, naar Angelsaksisch en Duits voorbeeld, de<br />

omstandigheid dat afspraken zijn gemaakt centraal staat.<br />

Waar het aantonen van afspraken vroeger misschien tot<br />

bewijsproblemen zou hebben geleid, vormt dat in een tijd<br />

waarin opsporingsmethoden zoals telefoontaps bestaan<br />

toch geen bezwaar meer tegen een dergelijke strafbaarstelling.<br />

Het bestaansrecht van de huidige regeling wil<br />

Keulen niet ter discussie stellen. Dat deze bestaat is nu<br />

eenmaal een voldongen feit en laat zich niet makkelijk<br />

terugdraaien. Keulen pleit er daarom voor artikel 46 Sr<br />

aan te vullen met een strafbaarstelling die uitgaat van<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1831

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!