19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraak<br />

Hoge Raad (civiele kamer)<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door mr. G.C.C.<br />

Lewin, lid van het Gemeenschappelijk Hof<br />

van Justitie van het Caribische deel van het<br />

Koninkrijk. De uitspraken zijn integraal in te<br />

zien op www.rechtspraak.nl.<br />

1347<br />

27 juni 2014, nr. 13/02847<br />

(Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, G. de Groot,<br />

M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek; A-G<br />

mr. E.B. Rank-Berenschot)<br />

ECLI:NL:HR:2014:1532<br />

Procesrecht. Twee erfgenamen strijden over<br />

de verdeling van een nalatenschap. Een van<br />

hen heeft lange tijd gewoond in een<br />

woning die tot de onverdeelde nalatenschap<br />

behoorde. De andere erfgenaam verlangt<br />

een vergoeding voor het woongenot,<br />

met rente. De rechter heeft daarover geoordeeld<br />

in een eerdere procedure. HR: 1. Uitleg<br />

dictum. Afwijzing van het meer of<br />

anders gevorderde. Het dictum van een uitspraak<br />

moet worden uitgelegd in het licht<br />

en met inachtneming van de overwegingen<br />

die tot de beslissing hebben geleid. Het oordeel<br />

van het hof dat de afwijzing van ‘wat<br />

meer of anders is gevorderd’ mede betrekking<br />

heeft op de rente over het bedrag van<br />

het woongenot, is zonder nadere motivering<br />

onbegrijpelijk. 2. Uitleg gedingstukken.<br />

Gezag van gewijsde. In de stellingen<br />

van de procespartij ligt besloten dat zij zich<br />

heeft beroepen op het gezag van gewijsde.<br />

De wederpartij heeft dit beroep ook aldus<br />

begrepen en zich daartegen verweerd.<br />

(RO art. 79 lid 1; Rv art. 236)<br />

Z, adv. mrs. B.T.M. van der Wiel en J. Mencke,<br />

vs. de erven van H, adv. mr. S. Kousedghi.<br />

Feiten en procesverloop<br />

Bij testament van 24 april 1970 heeft een<br />

erflater zijn huishoudster H en zijn pleegzoon<br />

Z tot zijn enige erfgenamen benoemd,<br />

ieder voor de helft. De erflater is in 1980<br />

overleden.<br />

Tot de nalatenschap behoort een woning, die<br />

door de erflater en H werd bewoond. Na het<br />

overlijden van de erflater heeft H de bewoning<br />

ononderbroken voortgezet. Zij heeft<br />

kamers van de woning aan derden verhuurd.<br />

In 2002 heeft Z vorderingen tegen H ingesteld<br />

in verband met de verdeling van de<br />

nalatenschap (de eerdere procedure). In die<br />

procedure heeft de rechtbank vonnissen<br />

gewezen op 20 augustus 2003 en 9 maart<br />

2005. Tijdens het hoger beroep in de eerdere<br />

procedure is H overleden. De erven van H<br />

hebben het geding voortgezet. Het hof heeft<br />

arrest gewezen op 12 mei 2009. Het daartegen<br />

gerichte cassatieberoep is verworpen in<br />

HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0531.<br />

In dit geding heeft Z onder meer gevorderd<br />

dat voor recht wordt verklaard dat de erven<br />

van H in de nalatenschap dienen in te brengen<br />

de vergoeding voor woongenot zoals<br />

vastgesteld bij arrest van 12 mei 2009 en de<br />

daarover te berekenen rente, en € 183 483,<br />

met rente, ter zake van genoten vruchten. De<br />

rechtbank heeft deze vordering afgewezen.<br />

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank<br />

op dit punt bekrachtigd. Daartoe heeft het<br />

hof het dictum van het vonnis van de rechtbank<br />

van 9 maart 2005 aldus uitgelegd dat<br />

de rechtbank de vordering tot betaling van<br />

wettelijke rente over de woonvergoeding<br />

heeft afgewezen.<br />

Hoge Raad<br />

Het dictum van een uitspraak moet worden<br />

uitgelegd in het licht en met inachtneming<br />

van de overwegingen die tot de beslissing<br />

hebben geleid (vgl. HR 21 januari 1998,<br />

ECLI:NL:HR:1998:ZC2553, NJ 1998/544 (Kruidvat<br />

vs. Lancôme); HR 19 november 2010,<br />

ECLI:NL:HR:2010:BN7084 (Nieuwe Dam vs.<br />

VvE)). Hieruit volgt dat indien het dictum<br />

een afwijzing van het ‘meer of anders’ gevorderde<br />

of verzochte bevat, in het licht en met<br />

inachtneming van de overwegingen die tot<br />

de beslissing hebben geleid, moet worden<br />

bepaald of die afwijzing betrekking heeft op<br />

een (bepaald deel van de) vordering of een<br />

(bepaald deel van het) verzoek, dan wel of de<br />

rechter die vordering of dat verzoek over het<br />

hoofd heeft gezien en de afwijzing daarop<br />

dan ook geen betrekking heeft (vgl. HR 10<br />

april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2465, NJ<br />

2009/183 (Teeuwe vs. Trijber)). In het onderhavige<br />

geval is de rechtbank in de overwegingen<br />

van haar eindvonnis (in de eerdere procedure)<br />

tot de conclusie gekomen dat H<br />

wegens genoten woongenot een bedrag in de<br />

boedel moet inbrengen ‘vermeerderd met de<br />

wettelijke rente’. In het licht hiervan is het<br />

oordeel van het hof dat de afwijzing van ‘wat<br />

meer of anders is gevorderd’ in het dictum<br />

van dat eindvonnis, mede betrekking heeft<br />

op de door Z gevorderde rente over het<br />

bedrag van het woongenot, zonder nadere<br />

motivering onbegrijpelijk. Ook de klacht met<br />

betrekking tot het beroep van Z op gezag van<br />

gewijsde treft doel. In de stellingen van Z ligt<br />

besloten dat hij zich heeft beroepen op het<br />

gezag van gewijsde van de beslissing ten aanzien<br />

van de rentevordering, en de erven van<br />

H hebben dit beroep ook aldus begrepen en<br />

zich daartegen verweerd (vgl. HR 24 september<br />

2004, ECLI:NL:HR:2004:AP6874, NJ<br />

2006/200 (Dryade vs. Staat der Nederlanden)).<br />

Bij die stand van zaken is het oordeel van het<br />

hof zonder nadere motivering onbegrijpelijk.<br />

Volgen vernietiging en verwijzing.<br />

De A-G concludeert tot verwerping. Zij meent<br />

dat de klacht over de uitleg van het dictum weliswaar<br />

terecht is voorgesteld (2.29), maar dat Z<br />

in de feitelijke instanties geen voldoende duidelijk<br />

beroep op gezag van gewijsde heeft gedaan<br />

(2.18-2.21). Onder 2.8-2.11 gaat zij in op de<br />

begrippen ‘vrucht’ en ‘gebruiksvergoeding’ in<br />

verband met gemeenschappelijke goederen.<br />

1348<br />

27 juni 2014, nr. 13/03764<br />

(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-<br />

Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak,<br />

T.H. Tanja-van den Broek; A-G mr. J. Spier)<br />

ECLI:NL:HR:2014:1558<br />

Verzekering. Een schadeclaim wordt<br />

ingediend onder een aansprakelijkheidsverzekering<br />

voor bedrijven. De verzekeraar<br />

weigert dekking op de grond dat de activiteiten<br />

waarop de schadeclaim betrekking<br />

heeft, niet zijn meeverzekerd. HR: 1. Polisuitleg.<br />

Dekkingsomvang. Geen van de<br />

aangevoerde omstandigheden wijst erop<br />

dat de verzekeraar heeft moeten begrijpen<br />

dat de verzekeringnemer beoogde ook de<br />

onderhavige activiteiten mee te verzekeren.<br />

2. Redelijkheid en billijkheid. Indien de verzekeraar<br />

premie heeft geïnd voor een risico<br />

dat achteraf bezien niet heeft bestaan, kan<br />

dat meebrengen dat zij gehouden is tot<br />

premierestitutie. De enkele inning van<br />

premie noopt evenwel niet tot de conclusie<br />

dat de verzekeraar dekking moet verlenen<br />

voor schade als gevolg van de onderhavige<br />

activiteiten.<br />

(BW art. 6:248 lid 2, 7:938)<br />

A en C, adv. mrs. N.T. Dempsey en D.A. van<br />

der Kooij, vs. Aegon, adv. mrs. R.L. Bakels en<br />

A. van Staden ten Brink.<br />

Feiten en procesverloop<br />

X is bestuurder van A. A is bestuurder en<br />

enig aandeelhouder van B. B is bestuurder en<br />

enig aandeelhouder van C. X dreef via de<br />

vennootschappen A, B en C een groothandel<br />

in aardappelen. Deze onderneming is in 2005<br />

beëindigd. B is eigenaar van loodsen. Na de<br />

beëindiging van de aardappelgroothandel<br />

heeft C in opdracht van B loodsen aan derden<br />

verhuurd als opslagruimte. De met<br />

Aegon gesloten aansprakelijkheidsverzekering<br />

is met ingang van 1 januari 2006 aangepast.<br />

In de gewijzigde polis werd als verzeke-<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27 1847

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!