19.11.2014 Views

NJB-1427

NJB-1427

NJB-1427

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1340 Rede<br />

‘Rapport morale’<br />

Jaarrede Nederlandse Juristenvereniging, 13 juni 2014<br />

Ybo Buruma 1<br />

Vandaag spreken wij over crises<br />

en recht. Daarom rees bij<br />

mij even de vraag of een crisis<br />

in de rechtsstaat dreigt. Welnu,<br />

dat geloof ik niet. Toen ik de afgelopen<br />

maand zag hoe de publieke discussie<br />

plaatsvond over de voorwaardelijke<br />

invrijheidstelling van Volkert<br />

van der Graaf, de moordenaar van<br />

Pim Fortuyn, vond ik het opvallend<br />

dat ook mensen die hier ernstige<br />

moeite mee hadden de waarden van<br />

de rechtsstaat benadrukten. En – met<br />

een wat objectievere maatstaf – geeft<br />

de vijfde plaats van Nederland op de<br />

Rule of Law Index waarop 99 landen<br />

worden getoetst op hun rechtsstatelijkheid,<br />

ook geen reden tot zorg.<br />

Bovendien had eind 2013 volgens<br />

het Continu Onderzoek Burgerperspectieven<br />

circa 63% van de Nederlandse<br />

bevolking vertrouwen in de<br />

rechters.<br />

Niets aan de hand dus? Nee,<br />

niets. Behalve die merkwaardige,<br />

breed voorkomende neiging om te<br />

denken dat er een vertrouwenscrisis<br />

is. Dat is een gevaarlijke neiging die<br />

ertoe leidt dat men zich gaat verdedigen<br />

tegen kritiek. Toen ik net in de<br />

Hoge Raad kwam vond ik het<br />

ambacht moeilijk – ik maakte fouten.<br />

Dat had niets te maken met<br />

mijn kennis van het recht, mijn<br />

inzicht of zelfs de vraag of de huidige<br />

stijl van de Hoge Raad de meest<br />

wenselijke is. Binnen een bepaald<br />

kader zijn dingen goed of fout; binnen<br />

datzelfde kader zijn er ook kwesties<br />

waarover je van mening kunt<br />

verschillen. Dankzij de kritiek, leerde<br />

ik van mijn fouten; de verschillen<br />

van mening leidden tot een gezamenlijk<br />

voortschrijdend inzicht. Wat<br />

mij nu zorgen baart is dat deze evidentie<br />

niet meer vanzelf spreekt. Het<br />

lijkt wel of de organen van de rechtsstaat<br />

zo bezig zijn te proberen kritiek<br />

vóór te zijn en zichzelf te verdedigen<br />

tegen een mogelijke vertrouwenscrisis<br />

dat ze vergeten dat het recht uiteindelijk<br />

niet gaat om het wel en wee<br />

van instituties maar om de juiste<br />

behandeling van zaken. Ik ben strafjurist<br />

– dat is dus het terrein waar<br />

sommigen van denken dat de rechter<br />

niet zozeer de onafhankelijke en<br />

onpartijdige beoordelaar van feiten<br />

en van het recht is, maar een schakel<br />

in de handhavingsketen. Voor die<br />

mensen is een advocaat een outsider<br />

en degene die terecht staat niet een<br />

subject – een mens met twee ogen<br />

en een neus en een burger met de<br />

hem toekomende rechten – maar<br />

niet meer dan een voorwerp van<br />

onderzoek. Het beeld van de handhavingsketen<br />

voedt – misschien tegen<br />

de verwachting die het beeld van een<br />

keten oproept in – die institutionele<br />

preoccupaties van politie, OM en<br />

rechtspraak waar ik het vandaag over<br />

wil hebben.<br />

Als ik spreek van institutionele preoccupaties,<br />

doe ik dat in het licht van<br />

het onderscheid dat Nobelprijswinnaar<br />

Amartya Sen maakt in zijn The<br />

Idea of Justice. Het is een klassiek<br />

onderscheid in de Indiase jurisprudentie<br />

dat hij uitlegt aan de hand<br />

van een tweegesprek in de Bhagavat-<br />

De wagenmenner wijst op institutionele<br />

en procedurele verplichtingen; de vorst op<br />

het redelijk oordeel in de individuele zaak<br />

gita. Het gesprek vindt plaats tussen<br />

de onoverwinnelijke prins Arjuna die<br />

aarzelt of hij de strijd moet aangaan<br />

omdat daardoor zoveel bloed zal<br />

vloeien en zijn goddelijke adviseur,<br />

de wagenmenner Krishna, die hem<br />

aanmaant zijn plicht te doen om zijn<br />

rechtvaardige strijd te strijden. Het<br />

verhaal kent duizenden interpretaties,<br />

maar Sen legt het op een onorthodoxe<br />

manier uit doordat hij blijk<br />

geeft van grote sympathie voor de<br />

twijfels van Arjuna. Dat levert een<br />

juridisch en rechtsfilosofisch vruchtbaar<br />

perspectief op. Krishna zegt dat<br />

we ons in ons handelen moeten<br />

laten leiden door wat moet, maar<br />

Arjuna aarzelt met het oog op de<br />

gevolgen daarvan. Welnu, de jurist<br />

die nadenkt over een geschil, een<br />

aanspraak of een misdrijf, doet dat<br />

teneinde tot een goed oordeel te<br />

komen door procedurele en institutionele<br />

regels te volgen. Die regels<br />

geven uiting aan diepgewortelde<br />

waarden, zijn de uitkomst van democratische<br />

belangenafweging of de<br />

vrucht van ervaringen van de desbetreffende<br />

instituties. Maar net als<br />

Arjuna moet de jurist de ogen niet<br />

sluiten voor wat er in de loop van die<br />

procedure gebeurt, wat de gevolgen<br />

daarvan zijn en hij realiseert zich de<br />

betekenis van zijn eigen, persoonlijke<br />

aandeel in dat oordeel.<br />

De wagenmenner wijst op institutionele<br />

en procedurele verplichtingen;<br />

de vorst op het redelijk oordeel<br />

in de individuele zaak. Die tegenstelling<br />

is misschien ongebruikelijk<br />

omdat de wagenmenner dus zowel<br />

staat voor de bureaucraat voor wie<br />

efficiency en protocol alles zijn, als<br />

voor de geëngageerde advocaat die<br />

elke overtreding van een vormvoorschrift<br />

definitief wil afstraffen. Beiden<br />

staan voor een nieuwe vorm van<br />

formalisme – een waarbij het niet<br />

meer gaat om de Begriffsjurisprudenz<br />

1834 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 24-07-2014 – AFL. 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!