Beleidsregels 2009 - Svb
Beleidsregels 2009 - Svb
Beleidsregels 2009 - Svb
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />
| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />
18<br />
Voor de vraag wie hulpbehoevend is in de zin van de AOW wordt verwezen naar artikel<br />
1, onderdeel j, van de Anw. Het op dit artikelonderdeel gebaseerde beleid is derhalve<br />
ook van toepassing in het kader van de AOW.<br />
Voor de AOW is evenals voor de Anw een causaal verband vereist tussen het gaan<br />
voeren van de gezamenlijke huishouding en de hulpbehoevendheid. Dit betekent dat<br />
betrokkenen de gezamenlijke huishouding moeten zijn gaan voeren juist vanwege de<br />
hulpbehoevendheid van een van beiden. Het beleid dat ten aanzien van het causaal<br />
verband is geformuleerd voor de Anw is van overeenkomstige toepassing op de AOW.<br />
Voor de AOW is tevens vereist dat de pensioengerechtigden ieder beschikken over een<br />
eigen woning en daarvoor de financiële lasten dragen. De SVB neemt aan dat aan deze<br />
voorwaarde niet wordt voldaan als een pensioengerechtigde zijn woning heeft verhuurd<br />
aan een derde. Aan de voorwaarde wordt wel voldaan als de pensioengerechtigde slechts<br />
een deel van zijn woning heeft verhuurd en het niet-verhuurde deel voor bewoning<br />
door hem beschikbaar blijft.<br />
SB1239<br />
Anw: opening dan wel herleving van het recht op uitkering na beëindiging van<br />
een gezamenlijke huishouding<br />
artikel 14 lid 4 en artikel 16, lid 3 Anw<br />
Omdat het voeren van een gezamenlijke huishouding in de Anw, anders dan in de<br />
AOW en andere socialezekerheidswetten, tot gevolg heeft dat geen recht op<br />
nabestaandenuitkering ontstaat of een bestaand recht definitief eindigt dan wel wordt<br />
verminderd, zijn in artikel 14, vierde lid en artikel 16, derde lid Anw een openings- en<br />
een herlevingsbepaling opgenomen. Deze houden in dat degene die een gezamenlijke<br />
huishouding voert, gedurende zes maanden na het overlijden van de verzekerde<br />
respectievelijk na de intrekking van de nabestaandenuitkering de tijd krijgt om deze<br />
gezamenlijke huishouding te beëindigen. Indien de termijn van zes maanden leidt tot<br />
een onbillijkheid van overwegende aard, dan is de SVB bevoegd een langere termijn vast<br />
te stellen (artikel 14, lid 5 en artikel 16, lid 4 Anw).<br />
Na beëindiging van de gezamenlijke huishouding ontstaat het recht op<br />
nabestaandenuitkering alsnog, of herleeft het recht op nabestaandenuitkering met ingang<br />
van de eerste dag van de maand waarin de gezamenlijke huishouding is beëindigd. Uit<br />
jurisprudentie van de CRvB en de Hoge Raad volgt dat de gezamenlijke huishouding<br />
alleen kan worden beëindigd doordat een van de partners een andere woning betrekt.<br />
Als men de relatie een andere, commerciële, vorm geeft dan staat het in Deel I,<br />
Onweerlegbaar rechtsvermoeden, SB1006 beschreven onweerlegbaar rechtsvermoeden<br />
eraan in de weg dat de gezamenlijke huishouding als beëindigd wordt beschouwd<br />
(CRvB 29 januari 2002 en HR 20 februari 2004). Dit betekent dat, indien de SVB een<br />
gezamenlijke huishouding heeft vastgesteld, betrokkenen deze gezamenlijke huishouding<br />
uitsluitend kunnen beëindigen door zich apart te huisvesten.<br />
De SVB interpreteert de herlevingsbepaling vervat in artikel 16, derde lid Anw in<br />
samenhang met het overgangsrecht Anw (artikel 67, lid 1, aanhef) zo, dat artikel 16,<br />
derde lid niet van toepassing is als de gezamenlijke huishouding eindigt door het<br />
overlijden van de echtgenoot. De nabestaande die voor de aanvang van de gezamenlijke<br />
huishouding recht op uitkering ontleent aan het overgangsrecht Anw kan indien een<br />
nieuwe echtgenoot overlijdt binnen zes maanden nadat de gezamenlijke huishouding een<br />
aanvang heeft genomen, geen recht verkrijgen op herleving van een