Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Samenvatting<br />
Wet<br />
De Embryowet – op 1 september 2002 in werking getreden – stelt grenzen aan handelingen met geslachtscellen<br />
en embryo’s door te verbieden wat ontoelaatbaar wordt geacht en andere handelingen<br />
aan voorwaarden te binden. De wetgever heeft getracht een evenwicht te vinden tussen respect voor<br />
de menselijke waardigheid en het menselijk leven en andere waarden, zoals de genezing van zieken of<br />
de bevordering van hun gezondheid en het welzijn van onvruchtbare paren en het toekomstige kind.<br />
Uit respect voor het menselijk leven stelt de wet voorwaarden en grenzen aan het gebruik van geslachtscellen<br />
en embryo’s en beperkt de wet de doeleinden waarvoor deze mogen worden gebruikt.<br />
Uitgangspunt is dat de meeste groepen in de samenleving zich in de gemaakte afwegingen moeten<br />
kunnen vinden en dat de keuzes een zekere bestendigheid hebben bij voortschrijding van de medische<br />
mogelijkheden. Gekozen is voor een systeem van normering, formulering van rechten en afbakening<br />
van verantwoordelijkheden enerzijds en protocollering, verslaglegging en rapportage anderzijds.<br />
De wet bevat de constructie dat het verbod om een embryo speciaal tot stand te brengen en te<br />
gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek en andere doeleinden dan het bewerkstelligen van een<br />
zwangerschap, vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor dit besluit<br />
wordt gedaan binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet.<br />
Nederland heeft rekening te houden met het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde<br />
(VRMB). De belangrijkste bepaling in verband met de Embryowet verplicht een verdragstaat<br />
het embryo voldoende bescherming te bieden indien de wet het doen van onderzoek met embryo’s<br />
toelaat. Dit verdrag, dat ook enkele relevante additionele protocollen kent, is door Nederland<br />
ondertekend maar nog niet geratificeerd.<br />
Onderzoeksvraag<br />
De centrale vraag van het evaluatieonderzoek was in hoeverre de doelstellingen van de wetgever zijn<br />
gerealiseerd. Beantwoording gebeurde aan de hand van de volgende deelvragen: hoe verloopt de toepassing<br />
van de wet in de praktijk doen zich knelpunten of problemen voor, mede gelet op nieuwe<br />
ontwikkelingen heeft de wet (ongewenste) (neven)effecten, zoals de mogelijke belemmering van<br />
wetenschappelijk onderzoek geven de bevindingen, gezien de doelstelling van de wetgever, aanleiding<br />
tot aanpassing van de wet ten aanzien van definities, procedures of anderszins<br />
Onderzoeksopzet<br />
Het evaluatieonderzoek bestond uit drie deelonderzoeken.<br />
Het eerste deelonderzoek had als doel inzicht te verkrijgen in het verloop van de invoering van de wet<br />
en de toepassing ervan in de eerste jaren (hoofdstuk 6). Daartoe zijn vraaggesprekken gevoerd met<br />
professionals in ivf-instellingen, vertegenwoordigers van beroepsverenigingen, wetenschappers, de<br />
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO), patiëntenvereniging Freya en de Inspectie<br />
9