Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
8.5 Nieuwe alternatieven voor het verkrijgen van eicellen<br />
Omdat de risico’s en belasting voor eiceldonoren niet geheel kunnen worden geëlimineerd, hebben<br />
potentiële eiceldonoren belang bij de ontwikkeling van vrouwvriendelijke, minder belastende alternatieven<br />
om donoreicellen te verkrijgen voor wetenschappelijk onderzoek en eventuele toekomstige<br />
therapie. (Toekomstige) patiënten hebben belang bij het verminderen van schaarste aan donoreicellen<br />
voor wetenschappelijk onderzoek en therapie. Daarom is onderzoek naar nieuwe methoden voor<br />
het verkrijgen van eicellen belangrijk. 164 Het gaat daarbij om nieuwe bronnen van eicellen en het beter<br />
benutten van bestaande bronnen van eicellen.<br />
Bij nieuwe bronnen van eicellen valt bijvoorbeeld te denken aan het creëren van eicellen uit menselijke<br />
embryonale stamcellen, afkomstig van restembryo’s. 165 Eventueel ook aan het gebruik van dierlijke<br />
eicellen als ontvanger van de somatische celkern in het kader van celkerntransplantatie voor wetenschappelijk<br />
onderzoek.<br />
Bestaande bronnen van eicellen zouden wellicht beter kunnen worden benut door onrijpe of halfrijpe<br />
eicellen te oogsten om deze vervolgens in vitro verder laten rijpen (in vitro maturatie: IVM). De eerstgenoemde<br />
variant, zogenoemde radicale IVM (onrijpe eicellen), zou in de toekomst voor onderzoek<br />
bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn met eicellen verkregen uit de eierstokken van vrouwen die deze<br />
preventief laten verwijderen wegens een genetische aanleg voor eierstokkanker. Een andere denkbare<br />
mogelijkheid is gebruik van eicellen voor onderzoek uit eierstokken van foetussen na abortus of van<br />
overleden meisjes of vrouwen. Hierbij is nog een aantal ethische en juridische vragen onbeantwoord.<br />
De tweede variant, partiële IVM (halfrijpe eicellen), wordt in het buitenland al hier en daar toegepast<br />
in het kader van de reguliere ivf.<br />
Het is nog onduidelijk wat de beste bron van eicellen zal zijn voor eventuele toekomstige celtherapie.<br />
Hoewel inmiddels veel aandacht bestaat voor genoemde alternatieve bronnen van eicellen zal voorlopig<br />
waarschijnlijk behoefte blijven bestaan aan ‘vers’ gedoneerde rijpe eicellen.<br />
8.6 Vergoeding voor eiceldonoren<br />
Er gaan stemmen op om vrouwen te betalen voor donatie van eicellen ten behoeve van wetenschappelijk<br />
onderzoek, teneinde tegemoet te komen aan de vraag. De betaling van donoren of de verkoop<br />
van menselijke geslachtscellen is echter ethisch problematisch en in Nederland wettelijk niet toegestaan<br />
en zelfs strafbaar (artikel 28 Embryowet). Wel blijkt het geaccepteerd om de directe kosten, bijvoorbeeld<br />
van reizen en te investeren tijd, te vergoeden. De vraag is, of daar bovenop een vergoeding<br />
van het ongemak en de belasting van eiceldonatie, aanvaardbaar en toelaatbaar is. 166 Dit is geaccep-<br />
164 Uiteraard valt ook te denken aan alternatieve technologie, zoals directe reprogrammering, waarbij geen embryo’s worden gemaakt<br />
en eicellen helemaal niet nodig zijn (hoofdstuk 7).<br />
165 ZP Nagy, Current advances in artificial gametes, Reproductive BioMedicine Online 2005; 11(3):332-339.<br />
166 MH Johnson, The culture of unpaid and voluntary egg donation should be strengthened. British Medical Journal 1997;314:1401;<br />
MV Sauer, Indecent proposal: $5,000 is not ‘reasonable compensation’ for oocyte donors. Fertility and Sterility 1999;71:7-8;<br />
PA Bergh, Indecent proposal: $5,000 is not ‘reasonable compensation’ for oocyte donors: A reply. Fertility and Sterility 1999;71:9-<br />
10; I Craft, A dilemma: should egg donors be paid British Medical Journal 1997;314:1400; MM Seibel, A Kiesling, Compensation<br />
egg donors: equal pay for equal time New England Journal of Medicine 1993;328:737; Steinbock, a.w.; ASRM, a.w.<br />
94