Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Evaluatie embryowet - Rijksuniversiteit Groningen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
van embryonale stamcellen met het oog op transplantaties bij de mens die alleen kunnen worden<br />
verricht met cellen van speciaal tot stand gebrachte embryo’s. Dit artikel treedt pas in werking na opheffing<br />
van het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek<br />
en andere doeleinden dan het tot stand brengen van een zwangerschap.<br />
De wet stelt in de paragrafen 3 t/m 5 regels voor drie soorten wetenschappelijk onderzoek: met embryo’s<br />
waarmee geen zwangerschap tot stand wordt gebracht, met embryo’s waarmee wel een zwangerschap<br />
wordt beoogd tot stand te brengen, en met foetussen: embryo’s die zich in het lichaam van<br />
de vrouw bevinden. De toetsingscriteria en de toegestane doeleinden zijn met toenemende striktheid<br />
omschreven. Zo moet bij embryo’s die teloor gaan het onderzoek gericht zijn op het verkrijgen van<br />
nieuwe inzichten op het terrein van de medische wetenschap; bij embryo’s waarmee een zwangerschap<br />
wordt beoogd, dient het onderzoek gericht te zijn op het verkrijgen van nieuwe inzichten over<br />
kunstmatige voortplanting en de geboorte van een gezond kind; bij foetussen moet het onderzoek<br />
nieuwe inzichten opleveren op het gebied van de geneeskunst betreffende ongeboren en pasgeboren<br />
kinderen of omtrent de voltooiing van zwangerschappen. Steeds geldt ook de subsidiariteiteis: het<br />
onderzoek moet niet op een andere, minder ingrijpende manier kunnen plaatsvinden.<br />
Artikel 11 – nog niet in werking getreden – bevat de doeleinden waarvoor op termijn, na opheffing<br />
van het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek (en<br />
andere doeleinden dan het tot stand brengen van een zwangerschap), wetenschappelijk onderzoek<br />
mag worden gedaan met daarvoor speciaal tot stand gebrachte embryo’s. Zulk onderzoek moet leiden<br />
tot nieuwe inzichten op een van de volgende vier terreinen: onvruchtbaarheid, kunstmatige<br />
voortplantingstechnieken, erfelijke of aangeboren aandoeningen, en transplantatiegeneeskunde.<br />
Paragraaf 6 introduceert een aantal concrete verboden handelingen met geslachtscellen en embryo’s.<br />
Zoals gezegd is het in artikel 24 onder a verboden een embryo speciaal tot stand te brengen en te gebruiken<br />
voor wetenschappelijk onderzoek en andere doeleinden dan het bewerkstelligen van een<br />
zwangerschap, maar in de wet is tevens geregeld dat dit verbod op een bij koninklijk besluit te bepalen<br />
tijdstip zal vervallen. Op dat moment zal artikel 24 onder b in werking treden, dat verbiedt om een<br />
embryo speciaal tot stand te brengen en te gebruiken voor andere doeleinden dan het bewerkstelligen<br />
van een zwangerschap of dan waarvoor het op grond van artikel 9 eerste lid ter beschikking mag<br />
worden gesteld. Het is verder (blijvend) verboden om een embryo zich langer dan veertien dagen buiten<br />
de baarmoeder te laten ontwikkelen, om handelingen uit te voeren gericht op de geboorte van<br />
genetisch identieke individuen (reproductief kloneren), om bepaalde mens-diercombinaties tot stand<br />
te brengen, om handelingen te verrichten teneinde het geslacht van een toekomstig kind te kunnen<br />
kiezen om niet-medische redenen, en om in kweek gebrachte embryonale cellen anders te gebruiken<br />
dan voor aan de geneeskunde gerelateerde doelen. Ten slotte bevat de wet een verbod op het opzettelijk<br />
wijzigen van het genetisch materiaal van de kern van menselijke kiembaancellen waarmee een<br />
zwangerschap tot stand zal worden gebracht.<br />
De paragrafen 7 en 8 bevatten de strafbepalingen, de regeling van het toezicht, enkele wijzigingen in<br />
andere wetten, de evaluatiebepaling en de regeling betreffende de inwerkingtreding van de wet. Hier<br />
is de bepaling te vinden dat het verbod van artikel 24 onder a komt te vervallen op een bij koninklijk<br />
besluit – of op wens van de Kamer bij wet – vast te stellen tijdstip. De voordracht voor dat besluit<br />
moet worden gedaan binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet, dat wil zeggen vóór 1 september<br />
2007.<br />
33