2013/09 - Kessel

5. Aansluiting op het elektriciteitsnet
De afzonderlijke aansluitingswerkzaamheden staan vermeld in de onderstaande tabel en in de aansluitschema's in hoofdstuk
9. Bovendien moeten ook de desbetreffende toelichtingen in hoofdstuk 8, Elektrisch schakelapparaat (plaats van de
besturingselementen, binnenaanzicht van het schakelapparaat) in acht worden genomen.
ENKELVOUDIGE INSTALLATIE - veiligheidsinstructies in acht nemen!
Uit te voeren werkzaamheid Schakelapparaat vanaf bouwjaar 01/10 Schakelapparaat t/m bouwjaar 12/09
Batterijaansluiting • Beide batterijen (2 x 9 V-blok) moeten op de De accu (1 x 9 V-blok) moet in de
printplaat worden aangesloten.
accuhouder worden gestoken
Aansluiting op het net
(Voedingsleiding
max. 140 m bij
ATEX-vereiste)
Motorvoeding
Motortemperatuursensor
Niveaudetectie
Niveau-ingangen
“Uit”, “Aan”, “Alarm”
• Voedingsleiding L1 / L2 / L3 / N / PE op het klemmenblok
met schroefaansluiting aansluiten.
• N en PE moeten dwingend worden aangesloten.
• De bij de installatie voorgeschreven voorzekering
mag niet hoger zijn dan 16A per fase.
• Bij foutieve aansluiting (fase en N omgewisseld)
wordt de interne miniatuurzekering (315 mAT)
geactiveerd
• Motorvoeding U/V/W moet op het relais correct
op de onderste schroefklemmen T1 / T2 / T3
worden aangesloten. Hierbij moet op de draairichting
van de motor worden gelet.
• PE moet samen met TF1 en TF2 op het klemmenblok
op de printplaat onder de motorveiligheidsschakelaar
worden geklemd.
• Leidingdraad 4 van de motorvoeding moet op
de onderste klem van klemmenblok TF2 TF1
worden aangesloten.
• Leidingdraad 5 van de motorvoeding moet op
de middelste klem van klemmenblok TF2 TF1
worden aangesloten.
• Leidingdraad 6 van de motorvoeding moet op
de bovenste klem van klemmenblok TF2 TF1
worden aangesloten. De 2-polige geleiderbrug
moet worden verwijderd (verwijderd zijn)
De kabeluiteinden van de vlotterschakelaars
moeten worden aangesloten op de dienovereenkomstige
klemmen aan de HAZARD-kant
van de zenerbarrière (zie aansluitschema).
• Voedingsleiding L1 / L2 / L3 / N / PE op
het bovenste niveau van het grijze
klemmenblok van de voedingsleiding
aansluiten, hierbij letten op markering
(opdruk op printplaat).
• N en PE moeten dwingend worden
aangesloten.
• De voedingsleiding moet bij de installatie
een alpolige hoofdschakelaar bezitten,
die eenduidig aan de besturing
is toegewezen.
• De bij de installatie voorgeschreven
voorzekering mag niet hoger zijn dan
16A per fase.
• Bij foutieve aansluiting kan de besturing
beschadigd of vernield worden.
• Motorvoeding U/V/W moet op het
ABB-relais B6-30-10 links van de motorveiligheidsschakelaar
correct op
de onderste schroefklemmen T1 / T2
/ T3 worden aangesloten. Hierbij moet
op de draairichting van de motor worden
gelet.
• PE op het onderste niveau van het
grijze klemmenblok van de voedingsleiding
met inachtneming van de markering
(printplaatopdruk) aansluiten.
• Ingang TF: Leidingdraad 5 van de motorvoeding
moet rechts op
de TF-ingang worden aangesloten,
leidingdraad 4
links op de TF-ingang.
• Ingang E7: Leidingdraad 6 van de motorvoeding
moet links op
ingang E7 worden aangesloten
(evtl. aanwezige brug
verwijderen).
• De kabeluiteinden van de vlotterschakelaars
moeten op de dienovereenkomstig
gemarkeerde klemmen
worden aangesloten.
• Het klemmenblok van de niveau-ingangen
mag met geen ander
stroomcircuit worden verbonden.
De klemmen zijn gemarkeerd met
schakelaarsymbolen.
161