Evaluatie van Preventieve Ondersteuning ... - Trimbos-instituut
Evaluatie van Preventieve Ondersteuning ... - Trimbos-instituut
Evaluatie van Preventieve Ondersteuning ... - Trimbos-instituut
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
INLEIDING<br />
Het Nederlandse overheidsbeleid rond zorgverlening is gericht op extramuralisering: het over‐<br />
hevelen <strong>van</strong> zorg en behandeling naar de eigen leefomgeving. Opnamen in ziekenhuizen, psychia‐<br />
trische instellingen en andere zorginstellingen duren korter en vinden in een later stadium plaats.<br />
Deze ontwikkeling brengt met zich mee dat met name de dagelijkse zorg voor een belangrijk deel bij<br />
de directe omgeving <strong>van</strong> de patiënt (familieleden, partners, vrienden) terecht komt. 75 procent <strong>van</strong><br />
de zorg aan mensen thuis komt voor de rekening <strong>van</strong> mantelzorgers (Timmermans, 2003).<br />
Mantelzorgers zijn “mensen die voor hun zieke of gehandicapte familieleden, huisgenoten of<br />
vrienden zorgen. Ze doen dit niet als beroepskracht of als georganiseerd vrijwilliger; de steun die ze<br />
verlenen vloeit voort uit de relatie met iemand in het eigen sociale netwerk die hulp nodig heeft”<br />
(Timmermans & De Boer, 2009, p. 200). De steun wordt gegeven omdat de ont<strong>van</strong>ger “tijdelijk of<br />
langdurig niet in staat is zelf bepaalde dagelijkse taken te verrichten als gevolg <strong>van</strong> fysieke of<br />
verstandelijke beperkingen of chronische psychische aandoeningen” (De Boer et al., 2009, p. 11). In<br />
Nederland zijn 3.5 miljoen mantelzorgers waar<strong>van</strong> er 1.1 miljoen langdurig en intensief voor hun<br />
naaste zorgen (Oudijk et al., 2010).<br />
Hoewel veel mantelzorgers geen substantiële problemen ervaren bij het verlenen <strong>van</strong> de<br />
mantelzorg en het verlenen <strong>van</strong> de zorg voldoening kan geven, ervaren sommige mantelzorgers een<br />
behoorlijke belasting en kunnen zij zelf ziek of depressief worden. In 2008 voelden ruim 450.000<br />
mantelzorgers zich zwaar of overbelast (Oudijk et al., 2010). Overbelasting <strong>van</strong> mantelzorgers kan,<br />
naast een eerdere opname <strong>van</strong> de patiënt, leiden tot een verhoogde kwetsbaarheid voor gezond‐<br />
heidsproblemen, depressieve klachten en het verminderen <strong>van</strong> levensgeluk <strong>van</strong> mantelzorgers zelf<br />
(De Boer et al., 2009).<br />
Overbelasting kan voorkomen worden door tijdige inschakeling <strong>van</strong> ondersteuning. Mantel‐<br />
zorgers blijken echter lang niet altijd (tijdig) gebruik te maken <strong>van</strong> het beschikbare ondersteunings‐<br />
aanbod. Mantelzorgers beschouwen zichzelf niet snel als hulpbehoevend. Zij zijn vooral gefocust op<br />
de hulpvraag <strong>van</strong> de degene voor wie ze zorgen en gaan vaak voorbij aan hun eigen ondersteunings‐<br />
behoefte (Harding & Higginson, 2001; Linders, 2010). Daarnaast ont<strong>van</strong>gt een substantiële groep<br />
mantelzorgers geen ondersteuning, terwijl zij daar wel behoefte aan hebben (De Boer & Van Campen,<br />
2009).<br />
<strong>Preventieve</strong> ondersteuning kan ervoor zorgen dat mantelzorgers eerder hun behoeften<br />
onderkennen en hulp inschakelen als dat nodig is. ‘<strong>Preventieve</strong> <strong>Ondersteuning</strong> Mantelzorgers’ (POM)<br />
is erkend als een theoretisch goed onderbouwde methodiek voor dergelijke preventieve onder‐<br />
steuning (RIVM, 2010). De POM‐methodiek is gericht op vroegsignalering <strong>van</strong> mantelzorgers in de<br />
gezondheidszorg en het wegnemen <strong>van</strong> belemmeringen voor het inschakelen <strong>van</strong> ondersteuning met<br />
als doel overbelasting te voorkomen.<br />
Het risico op overbelasting wordt bepaald door verschillende factoren als intensiteit, type<br />
hulp, motieven en eigen betekenisgeving. Het is daarom niet op voorhand te zeggen welke<br />
mantelzorgers overbelasting zullen ervaren. POM richt zich om deze reden op alle mantelzorgers met<br />
een vroegtijdig eenmalig gesprek en een follow‐up. In het gesprek wordt de ervaren belasting in<br />
kaart gebracht met een gestandaardiseerd instrument (EDIZ) en worden knelpunten en onder‐<br />
steuningsbehoeften geïnventariseerd aan de hand <strong>van</strong> een aandachtspuntenlijst. Omdat voor veel<br />
mantelzorgers het vragen om steun een gedragsverandering betekent wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong><br />
motiverende gespreksvoering. Afhankelijk <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> het POM‐gesprek krijgt de onder‐<br />
steuning al dan niet een vervolg.<br />
In 2009 en 2010 is de POM‐methodiek geïmplementeerd in verschillende instellingen in de<br />
geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Dit onderzoek richt zich op de evaluatie <strong>van</strong> POM onder deze<br />
mantelzorgers <strong>van</strong> mensen met psychische problemen. Het doel <strong>van</strong> dit evaluatieonderzoek is<br />
onderzoeken in hoeverre de POM‐methodiek bijdraagt aan het voorkomen <strong>van</strong> overbelasting <strong>van</strong><br />
mantelzorgers <strong>van</strong> mensen met psychische problemen door a) vroegtijdige opsporing en b) het<br />
wegnemen <strong>van</strong> belemmeringen voor het inschakelen <strong>van</strong> ondersteuning. Daarnaast is het doel om na<br />
te gaan in hoeverre mantelzorgers <strong>van</strong> mensen met psychische problemen de elementen <strong>van</strong> POM<br />
waarderen. Ten slotte is het doel om na te gaan in hoeverre de POM‐methodiek geschikt is voor<br />
mantelzorgers in het algemeen. De onderzoeksvragen <strong>van</strong> dit evaluatieonderzoek luiden als volgt:<br />
4