Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Milieu kort<br />
61<br />
K42<br />
Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200302902/1 (GS<br />
Zuid-Holland)<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1 en artikel<br />
10.2 lid 1<br />
Besluit stortverbod buiten inrichtingen, artikel 2<br />
lid 3<br />
Gebruik <strong>van</strong> reststoffen buiten inrichtingsverband;<br />
omdat <strong>de</strong> reststoffen afvalstoffen zijn, was verweer<strong>de</strong>r<br />
bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> storten <strong>van</strong> afvalstoffen<br />
in een sloot. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan appellant<br />
verleen<strong>de</strong> ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning Bescherming<br />
Landschap en Natuur Zuid-Holland mag<br />
<strong>het</strong> <strong>de</strong>mpingsmateriaal uitsluitend bestaan uit<br />
boomschors en onversnipperd snoeihout, ontdaan<br />
<strong>van</strong> afvalstoffen zoals geïmpregneerd of geverfd<br />
hout, papier, plastic, metalen, puin e.d. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft aangevoerd dat <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> <strong>de</strong> sloot is<br />
uitgevoerd met bruin blad en takjes, waarin<br />
plastics, kunststofmaterialen en sporen <strong>van</strong> puin en<br />
bakstenen zijn aangetroffen. Het materiaal bestond<br />
uit restproducten <strong>van</strong> kwekerijen en was <strong>de</strong>els aan<br />
<strong>het</strong> composteren. Omdat <strong>het</strong> materiaal niet bedoeld<br />
en geschikt is voor <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> sloten is volgens<br />
verweer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> afvalstoffen. Verzoeker<br />
om schorsing meent dat <strong>de</strong> gebruikte houtachtige<br />
materialen als primaire grondstoffen voor sloot<strong>de</strong>mpingen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Deze materialen<br />
zijn <strong>de</strong>rhalve naar maatschappelijke <strong>op</strong>vattingen<br />
geen afvalstoffen. Voorts is niet gebleken dat<br />
bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen ter bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n getroffen.<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat houtachtig materiaal <strong>op</strong><br />
of in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m is gebracht dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
ontheffing niet is toegestaan. Dit materiaal is afkomstig<br />
<strong>van</strong> een recyclingsbedrijf die <strong>het</strong> materiaal<br />
heeft betrokken <strong>van</strong> diverse aanbie<strong>de</strong>rs. Niet is gebleken<br />
dat <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal hebben<br />
beoogd <strong>de</strong> stoffen die zij hebben afgegeven aan <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> recyclingsbedrijf, te produceren met<br />
<strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebruik ten behoeve <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen<br />
<strong>van</strong> een sloot dan wel an<strong>de</strong>r gebruik. Deze stoffen<br />
zijn daarom restproducten. Voorts is aannemelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> toegepaste materialen verontreinigingen<br />
bevatten en moeten <strong>de</strong> stoffen naar <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter naar maatschappelijke<br />
<strong>op</strong>vattingen wor<strong>de</strong>n beschouwd als afvalstoffen.<br />
Mitsdien hebben <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs zich <strong>van</strong> <strong>de</strong> stoffen<br />
ontdaan en zijn <strong>de</strong>ze aan te merken als afvalstoffen.<br />
Niet is gebleken dat verzoeker han<strong>de</strong>lingen<br />
heeft verricht waardoor aan <strong>de</strong> stoffen <strong>de</strong> kwalificatie<br />
afvalstof is komen te ontvallen. Derhalve was<br />
verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
K43<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200204930/1 (E<strong>de</strong>)<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Het referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
wordt bepaald door <strong>het</strong> cumulatieve geluidsniveau<br />
<strong>van</strong> alle bronnen in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
vast te stellen.<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een houtverwerkend<br />
bedrijf. Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> bepalen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
<strong>de</strong> bijdrage <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting gevestig<strong>de</strong> bedrijf buiten<br />
beschouwing gelaten. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />
bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid in beginsel alle<br />
aanwezige geluidsbronnen moeten wor<strong>de</strong>n betrokken.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft ter zitting niet dui<strong>de</strong>lijk kunnen<br />
maken waarom hij <strong>het</strong> nabij <strong>de</strong> inrichting gelegen<br />
bedrijf bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />
buiten beschouwing heeft gelaten. Volgt vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsvoorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning.<br />
NB: Hoewel dit in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige uitspraak niet<br />
zo dui<strong>de</strong>lijk tot uiting komt, wordt bij <strong>het</strong> bepalen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid <strong>de</strong><br />
geluidsbijdrage <strong>van</strong> <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len bron (<strong>de</strong> inrichting<br />
zelf) buiten beschouwing gelaten, <strong>het</strong>geen<br />
voortvloeit uit <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> standstillbeginsel.<br />
Dit wordt bevestigd door <strong>de</strong> hiernavolgen<strong>de</strong><br />
passage uit <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003