Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
81<br />
2.3. Bij toetsing <strong>van</strong> een bouwplan aan een bestemmingsplan<br />
moet niet slechts wor<strong>de</strong>n bezien of<br />
<strong>het</strong> bouwwerk overeenkomstig <strong>de</strong> bestemming kan<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt, doch me<strong>de</strong> moet wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld<br />
of <strong>het</strong> bouwwerk ook met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> zodanig<br />
gebruik wordt <strong>op</strong>gericht. Er is sprake <strong>van</strong> strijd met<br />
<strong>de</strong> bestemming, indien re<strong>de</strong>lijkerwijs valt aan te<br />
nemen dat <strong>het</strong> bouwwerk uitsluitend of me<strong>de</strong> zal<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt voor an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n dan die<br />
waarin <strong>de</strong> bestemming voorziet.<br />
2.4. Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is<br />
gebleken dat <strong>de</strong> individuele kavels waar<strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
bouwplan betrekking heeft, na vergunningverlening<br />
wor<strong>de</strong>n verkocht. Uit <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwaanvraagprocedure<br />
overgeleg<strong>de</strong> ko<strong>op</strong>overeenkomst,<br />
leveringsakte en service-overeenkomst valt <strong>op</strong> te<br />
maken dat <strong>de</strong> toekomstige eigenaren <strong>van</strong> <strong>de</strong> kavels<br />
vrij zijn om hun eigendom bijvoorbeeld als ‘twee<strong>de</strong><br />
woning’ te gebruiken, zon<strong>de</strong>r dat nog inkomsten<br />
wor<strong>de</strong>n gegenereerd uit <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
recreatiewoonverblijf, nu aan <strong>de</strong> toekomstige<br />
eigenaars geen (rechtens afdwingbare)<br />
verplichting wordt <strong>op</strong>gelegd om <strong>het</strong> recreatiewoonverblijf<br />
ook voor bedrijfsmatige verhuur ter beschikking<br />
te stellen. In dit verband is nog <strong>van</strong> belang dat<br />
<strong>de</strong> service-overeenkomst slechts voorziet in een vergoeding<br />
voor <strong>het</strong> beheer <strong>van</strong> <strong>het</strong> recreatiepark met<br />
<strong>de</strong> daar<strong>op</strong> aanwezige voorzieningen en <strong>de</strong>rhalve<br />
geen betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />
als zodanig. Aanwijzingen<br />
dat <strong>de</strong> k<strong>op</strong>ers <strong>de</strong> kavels in een <strong>van</strong> betekenis zijn<strong>de</strong><br />
mate als recreatieverblijf zullen exploiteren, heeft<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet gevon<strong>de</strong>n.<br />
2.5. De rechtbank is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tot<br />
<strong>het</strong> juiste oor<strong>de</strong>el gekomen dat <strong>het</strong> college bij <strong>de</strong> beslissing<br />
<strong>op</strong> bezwaar terecht heeft beslist, dat <strong>het</strong><br />
bouwplan in strijd is met <strong>de</strong> ingevolge <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Buiten<strong>gebied</strong> II-1975’ aan <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
gegeven bestemming. Dat <strong>van</strong> strijdigheid met <strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen sprake<br />
zou zijn, omdat <strong>het</strong> bouwplan slechts <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />
betekenis zou moeten wor<strong>de</strong>n geacht, is onjuist.<br />
Artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet brengt immers<br />
mee, dat een bouwvergunning bij strijd met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
moet wor<strong>de</strong>n geweigerd. Daarbij is<br />
niet <strong>van</strong> belang of die strijdigheid <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />
betekenis zou zijn.<br />
2.6. Het bestemmingsplan kent geen rele<strong>van</strong>te vrijstellingsbevoegdheid.<br />
Uit <strong>de</strong> stukken is gebleken<br />
dat <strong>het</strong> college niet bereid is mee te werken aan <strong>het</strong><br />
verlenen <strong>van</strong> vrijstelling krachtens artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning. Nu <strong>de</strong> strijdigheid<br />
met <strong>het</strong> bestemmingsplan niet kon wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geheven,<br />
kon <strong>het</strong> college <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> bouwvergunning,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet,<br />
dan ook slechts weigeren. De rechtbank heeft<br />
dit met juistheid overwogen. Voorzover is betoogd<br />
dat <strong>het</strong> college eer<strong>de</strong>r wel vergunning heeft verleend<br />
voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> 20 recreatiebungalows in een<br />
vergelijkbare situatie, leidt dat, wat daar<strong>van</strong> ook zij,<br />
niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el. Het gelijkheidsbeginsel,<br />
noch <strong>de</strong> overige algemene beginselen <strong>van</strong> behoorlijk<br />
bestuur waar appellanten een beroep <strong>op</strong> hebben gedaan,<br />
strekken zover dat <strong>op</strong> grond daar<strong>van</strong> in strijd<br />
met <strong>de</strong> wet een bouwvergunning zou moeten wor<strong>de</strong>n<br />
verleend. Reeds daarom treft dat beroep geen<br />
doel.<br />
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen<br />
uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n bevestigd.<br />
03-72<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese Hof voor <strong>de</strong> Rechten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Mens <strong>van</strong> 6 mei 2003, Kleyn e.a.–Staat.<br />
Er is door appellanten niets aangedragen waarin<br />
aanleiding wordt gevon<strong>de</strong>n om aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State en zijn le<strong>de</strong>n te<br />
twijfelen. Ook is er geen indicatie in dit geval dat<br />
<strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State subjectief niet onpartijdig was<br />
(m.b.t. <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n). On<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n kan wel<br />
sprake zijn <strong>van</strong> objectieve partijdigheid (m.b.t. <strong>het</strong><br />
instituut). Het Hof geeft in dit verband aan niet zo<br />
veel vertrouwen te hebben in <strong>de</strong> genomen interne<br />
maatregelen bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
regering. In dit specifieke geval oor<strong>de</strong>elt <strong>het</strong><br />
Hof echter dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State ook objectief onpartijdig<br />
is.<br />
EVRM, artikel 6, lid 1<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State, artikel 15<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:15<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003