Richtlijn Niercelcarcinoom
Richtlijn Niercelcarcinoom
Richtlijn Niercelcarcinoom
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Uit de grote studie van de “Groupe Francais d'Immunotherapie” bleek ook weer dat<br />
performance score en aantal metastatische lokalisaties belangrijke predictieve variabelen<br />
waren voor een respons na immunotherapie (Negrier 1998). Zij identificeerden 5<br />
onafhankelijke variabelen in hun multivariaat predictieve variabelen die voorspellende<br />
waarde hadden voor snelle progressieve ziekte. Deze 5 variabelen waren het aantal<br />
localisaties van de metastasen, een metastase-vrij interval van < = 1 jaar , de aanwezigheid<br />
van levermetastasen, de therapiegroep (IL-2, IFN of IL-2 plus IFN) en het hebben van<br />
mediastinale kliermetastasen. Op grond van deze analyse besloten zij dat patiënten met<br />
meer dan 1 lokalisatie van metastasen, levermetastasen en/of minder dan 1 jaar tussen<br />
diagnose en optreden van metastasen, niet in aanmerking dienen te komen voor standaard<br />
immunotherapie met cytokines buiten studieverband, vanwege de grote kans op snelle<br />
progressie van de ziekte, ( een kans van > 70% op progressie van de ziekte binnen 10<br />
weken na het starten van de therapie).<br />
In 2000 publiceerde Motzer de analyse van 670 patiënten met gemetastaseerde ziekte, die<br />
vanaf 1975 tot 1996 behandeld werden in Memorial Sloan Kettering te New York in<br />
verschillende klinische studies (Motzer 1999, Motzer 2000). Peri-treatment variabelen die in<br />
een multivariaat analyse geassocieerd bleken te zijn met een korte overleving zijn: de<br />
Karnofsky performance score van < 80%, een SLDH van > 1.5 maal de bovengrens, een<br />
laag Hb, een hypercalciaemie (gecorrigeerd voor albumine) en het ontbreken van een<br />
nefrectomie. Op dit moment wordt internationaal geprobeerd tot een model te komen.<br />
Palmer, een studie met 327 patiënten, alle IL-2 continue infusie, en Jones maakten een<br />
indeling in 4 respectievelijk 3 groepen patiënten behandeld met IL-2, en vergeleken de<br />
patiënten met historische controles die werden behandeld met chemotherapie en die<br />
voldeden aan vergelijkbare inclusiecriteria (Palmer 1992, Jones 1993). In deze<br />
retrospectieve analysen bleek dat patiënten met gunstige prognostische factoren een groter<br />
overlevingsvoordeel hadden dan patiënten uit de intermediaire groep. Patiënten die<br />
ongunstige prognostische factoren hadden, hadden geen enkel overlevingsvoordeel van IL-2<br />
immunotherapie.<br />
Fossa deed een vergelijkbare analyse van patiënten die werden behandeld met Interferon en<br />
vergeleek patiënten ook met de resultaten van chemotherapie uit de studie van Elson (Fossa<br />
1994, Elson 1988). Ook uit deze analyse bleek dat patiënten met goede prognostische<br />
factoren zoals een performance score van 0, een ziektevrije interval langer dan 24 maanden<br />
en slechts één metastatische lokalisatie het meeste overlevingsvoordeel hadden van<br />
Interferon therapie. In hun analyse hadden patiënten met interferontherapie en Interleukine-2<br />
therapie eenzelfde overleving.<br />
Door middel van de 5 variabelen geïdentificeerd door Motzer konden patiënten worden<br />
ingedeeld in 3 prognostische categorieën (Motzer 1999):<br />
• Gunstige categorie, 25% van de patiënten behoort tot deze categorie en heeft geen<br />
enkele risico factor. De mediane overleving bedraagt 20 maanden.<br />
• Intermediaire risicogroep, 53% van de patiënten, heeft 1-2 risicofactoren, en een<br />
mediane overleving van 10 maanden.<br />
• Ongunstige categorie, 22%, heeft meer dan 3 risicofactoren en een mediane overleving<br />
van slechts 4 maanden.<br />
Uit deze indeling naar risicofactoren bleek dat er een zeer groot verschil bestaat in prognose<br />
en overlevingskansen tussen verschillende gemetastaseerde niercelcarcinoompatiënten.<br />
Hierdoor werd duidelijk dat de uitkomst van gerandomiseerde studies sterk beïnvloed kan<br />
worden indien er in een studie een dysbalans tussen de groepen bestaat betreft deze<br />
risicoprofielen. Zodra het een grote studie betreft, wordt de kans hierop geringer. Veel<br />
studies bij het niercelcarcinoom zijn betrekkelijk klein en er werd niet gestratificeerd voor de<br />
thans bekende risicogroepen. Bij toekomstige studies dient hiermee terdege rekening te<br />
worden gehouden door te stratificeren naar deze prognostishe groepen.<br />
93