13.09.2013 Views

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

102<br />

RUDI TE VELDE<br />

Wat be<strong>te</strong>kent dit nu voor ons begrip van het schepsel, in het<br />

bijzonder van het schepsel dat de zijnswijze van persoon heeft? Als<br />

je zegt dat de wereld zijn bestaansgrond heeft in een vrije, zichzelf<br />

bepalende wil, dan volgt daaruit dat elk schepsel, om zo <strong>te</strong> zeggen,<br />

aan zichzelf is vrij gegeven, een concreet zelfstandig zijnde dat zelf<br />

zijn eigen bestaan uitoefent. Geen enkel schepsel staat in een<br />

functionele samenhang (middel-doel) met Gods goedheid als het<br />

'voedsel' waarmee de goddelijke goedheid zich voedt en zich als<br />

doel van alles realiseert. De overbodigheid van ieder schepsel heeft<br />

dus als keerzijde dat iedere functionalisering van het eindige als<br />

wezensnoodzakelijk moment in de manier waarop het oneindige<br />

wezen zichzelf constitueert, wegvalt. Het bestaan van ieder schepsel<br />

is gratuit of, positief uitgedrukt, het heeft zijn grond in de Gods<br />

liefde tot zijn eigen goedheid. God wil zo <strong>te</strong> zeggen graag scheppen,<br />

niet omdat hij dat moet, maar omdat hij zijn goedheid graag<br />

weerspiegeld ziet in andere wezens die een eigen bestaanszin<br />

hebben. Daarom is het ook niet voldoende om schepping lou<strong>te</strong>r in<br />

<strong>te</strong>rmen van totale afhankelijkheid <strong>te</strong> begrijpen. Schepsel zijn sluit de<br />

eenheid in van zelfstandigheid en totale afhankelijkheid, in geval van<br />

het redelijk schepsel vrije zelfstandigheid en afhankelijkheid." Met<br />

deze afhankelijkheid is niet de afhankelijkheid van de mens als<br />

lichamelijk wezen <strong>te</strong>n opzich<strong>te</strong> van natuurlijke bestaanscondities<br />

bedoeld. Het is een afhankelijkheid die veel dieper zit en de grond<br />

van de vrije zelfstandigheid betreft, een afhankelijkheid <strong>te</strong>n opzich<strong>te</strong><br />

van God als absolu<strong>te</strong> grond van mijn bestaan die in de aanvaarding<br />

van mijzelf als vrije zelfstandigheid mee bevestigd wordt."<br />

Als we hier spreken over zichzelf aanvaarden als eenheid<br />

van vrije zelfstandigheid en totale afhankelijkheid, dan sluit dit op<br />

een bepaalde manier de zijnswijze van persoon in. De mens is niet<br />

een wezen dat zichzelf in een oorspronkelijke akt constitueert. Toch<br />

is zijn zijnswijze er één van het 'zelf zichzelf zijn'. Wat hij is moet<br />

hij ook zelf zijn; hij is niet bui<strong>te</strong>n de zich met zichzelf<br />

erheen. Dit altijd al verinnerlijkt zijn van God heeft zijn trinitaire gestal<strong>te</strong> in<br />

de innerlijke processuali<strong>te</strong>it van God volgens verstand (Woord) en wil<br />

(Liefde).<br />

26 Dit is de centrale these van mijn dissertatie over de participatieleer van<br />

<strong>Thomas</strong>: Participation and Substantiality in <strong>Thomas</strong>Aquinas, Leiden 1995.<br />

27 Vgl. J. Hollak, Enige wijsgerige beschouwingen over de eigen aard van<br />

het godsbewijs, in Wijsgerig Perspectief24/5 (1983/84), 186.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!