Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
OVER GOD ALS PERSOON 91<br />
Persoon-zijn brengt tot uitdrukking dat het individu vrij komt vanuit<br />
de gebondenheid van de natuurlijke soort, dus in vollere zin individu<br />
is, in die zin dat het zelf zichzelf is en heeft <strong>te</strong> zijn. Dat is de<br />
persoonsopvatting die we bij <strong>Thomas</strong> zullen <strong>te</strong>genkomen en die we<br />
in de volgende paragraaf gaan bespreken.<br />
'Persoon' of 'ziel' drukt bij De Dijn een zekere meerwaarde<br />
uit <strong>te</strong>n aanzien van het empirisch individu; 'persoon' staat voor een<br />
be<strong>te</strong>kenis of waarde die zich aan het empirisch individu hecht of zich<br />
daarin incarneert (vooral in het gelaat) zonder daartoe herleid <strong>te</strong><br />
kunnen worden. We kunnen eigenlijk niet goed zeggen waarin die<br />
'meerwaarde' bestaat. Het is in zekere zin een 'absolu<strong>te</strong>' be<strong>te</strong>kenis,<br />
iets dat op geen enkele manier geconditioneerd is door relatieve<br />
eigenschappen van het empirisch individu, maar dat aan het<br />
menselijk wezen een zeker sacraal karak<strong>te</strong>r toekent. Dat absolu<strong>te</strong><br />
kenmerk kan men religieus omschrijven als een 'merk<strong>te</strong>ken van<br />
God'. De Dijn onderstreept dat dit absolu<strong>te</strong> kenmerk s<strong>te</strong>eds in de<br />
ethische praktijk veronders<strong>te</strong>ld en erkend wordt, ook waar de band<br />
met een religieus be<strong>te</strong>keniskader afgezwakt is. Maar het is niet in de<br />
empirische bijzonderheid van het individu <strong>te</strong>rug <strong>te</strong> vinden. De<br />
absolu<strong>te</strong> be<strong>te</strong>kenis van de mens als persoon is ook voor het individu<br />
zelf transcendent in de zin dat hij er niet over beschikt noch<br />
afhankelijk kan maken van zijn concre<strong>te</strong> gedragingen. Hier ligt nu<br />
wel een probleem. De waardigheid van persoon hecht zich aan het<br />
empirisch individu, maar zo dat die twee onbemiddeld naast elkaar<br />
blijven staan. Er is het empirisch individu en zijn symbolisch<br />
merk<strong>te</strong>ken van waardigheid die het individu bekleedt met de<br />
be<strong>te</strong>kenis van persoon, als lid van een morele gemeenschap. Maar<br />
dat het empirisch individu zelf als persoon begrepen moet worden,<br />
wordt zo niet duidelijk. Het is dan ook niet zonder reden dat De Dijn<br />
de be<strong>te</strong>kenis van het respect voor de menselijke waardigheid vooral<br />
zoekt <strong>te</strong> verduidelijken aan de hand van situaties waarin de<br />
persoonswaarde zich niet of nauwelijks meer manifes<strong>te</strong>ert in het<br />
menselijk lichaam. Zo wijst hij op het begraven van de doden als<br />
uiting van respect. Dit soort voorbeelden tonen juist door het contrast<br />
heel duidelijk dat de ethische houding van respect niet<br />
gerechtvaardigd wordt door kwali<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n van het empirisch individu.<br />
Juist in het geval van overledenen of bij coma<strong>te</strong>uze patiën<strong>te</strong>n is de<br />
persoonswaarde geheel symbolisch, want iets wat zich niet langer in<br />
het (lichamelijk) individu reëel uitdrukt. Deze voorbeelden maken