13.09.2013 Views

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 2006 - Thomas Instituut te Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

OVER GOD ALS PERSOON 103<br />

identificerende betrekking tot zichzelf om. Maar dat is geen<br />

oorspronkelijke zelfconstitutie, dat is een vrije aanvaarding van wat<br />

je gegeven wordt <strong>te</strong> zijn. De mens is niet alleen zichzelf maar hij<br />

verhoudt zich tot zichzelf, hij heeft zelf zichzelf <strong>te</strong> zijn. Maar als in<br />

deze vrije verhouding tot zichzelf als persoon precies de reden<br />

gelegen is voor de bevestiging van de afhankelijkheidsrelatie tot God<br />

als grond van deze vrije zelfverhouding, dan moet God daarmee<br />

ineen als Persoon bevestigd worden.<br />

Het moge duidelijk zijn dat ik hier voorbij de<br />

mogelijkheden van <strong>Thomas</strong> ga. <strong>Thomas</strong> denkt vanuit de orde van de<br />

zijnswerkelijkheid die een <strong>te</strong>ndens tot toenemende perfectie vertoont.<br />

Het lagere toont in zichzelf al iets van het hogere en kan in zijn<br />

lagere perfectie niet begrepen worden <strong>te</strong>nzij in het licht van een<br />

maximum. Zijn denken is wezenlijk een perfectie-denken: al het<br />

bestaande is ge<strong>te</strong>kend door een <strong>te</strong>ndens meer <strong>te</strong> zijn dan het is, om<br />

volgens zijn eigen wijze 'alles <strong>te</strong> zijn'. Al het mindere verwijst naar<br />

een meer, en het geheel van meer en minder verwijst naar een<br />

maximum (vgl. de 'vierde weg'). Als de zijnswijze van persoon een<br />

perfectie aanduidt, dan kan het persoon-zijn aan God, de<br />

exemplarische perfectie waar de algemene <strong>te</strong>ndens tot perfectie op<br />

georiën<strong>te</strong>erd is, niet ontbreken. Zo redeneert <strong>Thomas</strong>. Ik zou daar<br />

nog iets aan willen toevoegen. Waar de scheppingsdaad resul<strong>te</strong>ert in<br />

een wezen dat de zijnswijze van persoon heeft, daar manifes<strong>te</strong>ert<br />

zich in de eenheid van vrije zelfstandigheid en afhankelijkheid de<br />

scheppende grond bij wijze van beeld (imago). Als ik dan in de<br />

aanvaarding van mijzelf als vrije persoon <strong>te</strong>vens de daarin beslo<strong>te</strong>n<br />

relatie tot God als de scheppende grond van mijn bestaan bevestig,<br />

ligt het dan niet in de rede <strong>te</strong>vens God als persoon <strong>te</strong> bevestigen?<br />

Deze gedach<strong>te</strong>gang sluit op een bepaalde manier aan bij de<br />

programmatische visie die <strong>Thomas</strong> verwoordt in de proloog van het<br />

tweede deel van zijn Summa Theologiae. Hij zegt daarin het<br />

volgende: in het eers<strong>te</strong> deel hebben we gesproken over God als de<br />

absolu<strong>te</strong> zijnsmacht waaruit alle dingen zijn voortgekomen volgens<br />

zijn wil. Nu komen we over de mens <strong>te</strong> spreken, de mens waarvan<br />

gezegd wordt dat hij gemaakt is naar Gods beeld (ad imaginem Dei).<br />

Dat beeld komt tot uitdrukking in de drie aspec<strong>te</strong>n van het geest-zijn<br />

van de mens: 'in<strong>te</strong>llectuali<strong>te</strong>it', 'vrije wil' en 'zelf beschikkend<br />

vermogen'. Zo kunnen we de mens in zijn morele levenspraktijk<br />

beschrijven, naar het voorbeeld van zijn schepper, als wezen dat

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!