Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
zijn (Van der Veen & Coonen, 2002). Uiterst belangrijk in dit opzicht zijn de resultaten<br />
van recent gestart beleid, waaronder projecten voor opleiden in de school en voor een<br />
andere organisatie van het werk. 126 Vanzelfsprekend is het noodzakelijk de projectresultaten<br />
te ‘vertalen’ voor afstandsonderwijs.<br />
Ook de zich ontwikkelende functiedifferentiatie is hier van groot belang. Daarmee kunnen<br />
leraren zich aan de hand van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken<br />
ontwikkelen tot ‘leerdeskundigen’ die leersituaties ontwerpen en ontwikkelen,<br />
welke vervolgens door ‘doeners’ <strong>worden</strong> uitgevoerd. 127<br />
Zoals ik al zei hoeft niet iedereen tegelijkertijd alles te doen of te kunnen. Hierbij teken<br />
ik wel aan dat de huidige functiedifferentiatie veel te vaak een differentiatie ‘naar beneden’<br />
betekent. Differentiatie ‘naar boven’ is broodnodig. Cruciaal is dan de vraag, ik duidde<br />
er net al op, in welke mate het onderwijs of professionals weer ‘eigenaar’ <strong>worden</strong> van<br />
hun educatief proces (Hiebert et al., 2002). Immers, in <strong>Nederland</strong> zijn allerlei functies die<br />
betekenisvol zijn voor het leraarsberoep bij leerkrachten weggehaald. De educatieve<br />
kennisinfrastructuur is opgebouwd uit afzonderlijke functies, namelijk onderzoek, leerplanontwikkeling,<br />
innovatie, implementatie en begeleiding (De Klerk, 2002), die ondergebracht<br />
zijn bij verschillende organisaties. In wezen heeft dit veel weg van de manier<br />
waarop research en development georganiseerd <strong>worden</strong>. Scholen en lerarenopleidingen,<br />
vooral de pabo’s, maken geen deel uit van deze constellatie. Bovendien degradeert<br />
het leerkrachten, ook de hoogopgeleide, te veel tot uitvoerder van wat anderen<br />
ontwikkeld of onderzocht hebben. Wanneer we delen van de genoemde functies weer<br />
‘terugbrengen’ naar leerkrachten en scholen, dan herwint het beroep veel van zijn<br />
aantrekkelijkheid. Een dergelijk herontwerp van arbeidsprocessen is in overeenstemming<br />
met nieuwe opvattingen waarin de docent, ook de beginnende, een producent<br />
van kennis is, bijvoorbeeld door zelf ook praktisch onderzoek te doen, en niet alleen<br />
een passieve toepasser van kennis. Zo’n beweging past ook in een ontwikkeling waarin<br />
het onderwijs zijn fuikwerking verliest en een meer open organisatie wordt op een<br />
open arbeidsmarkt (De Vijlder, 2002a, 2002b). Bovendien komen ook docenten in<br />
opleiding dan al in contact met praktijkgericht onderzoek, iets dat momenteel volledig<br />
verdwenen is.<br />
Veel van het bovenstaande laat indirect ook de relevantie zien van andere, nog niet<br />
genoemde externe voorwaarden en mogelijke belemmeringen. Ik denk dan aan ons<br />
poldermodel dat onderhandelen nodig maakt en in de regel vertragend werkt. Ook<br />
speelt de groeiende en gewenste autonomie van lerarenopleidingen en scholen een<br />
rol. Overigens zal de bestaande educatieve structuur niet staan te juichen bij het verder<br />
optuigen van de centrale rol van scholen. Tot slot dient het departement meer contact<br />
en overleg te zoeken met het onderwijs en minder met belangenorganisaties.<br />
<strong>Leraar</strong> <strong>worden</strong>: ‘under construction’?<br />
63