Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Leraar worden:'under construction'? - Open Universiteit Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
110 De laatste decennia groeit het inzicht dat competentieverwerving voor een belangrijk deel het beste<br />
kan plaatsvinden op de werkplek zelf. Dat wil zeggen: door doen, sociale interactie, ervaringen<br />
opdoen en reflectie (Beijaard, 2002; Bolhuis & Doornbos, 2000, Meyboom-de Jong et al., 2002). De<br />
werkplek fungeert dan tevens als opleidingssituatie. Benodigde achtergrondkennis kunnen lerenden<br />
zich ‘just-in-time’ eigen maken; als tijdens praktijkleren blijkt dat inzichtverwerving essentieel is en bijdraagt<br />
aan een betere taakuitoefening. In De arts van straks (Meyboom-de Jong et al., 2002) is een<br />
sprekend, hoewel niet strikt educatief voorbeeld te vinden (voor voorbeelden in een meer technischinstrumentele<br />
omgeving zie Janssen-Noordman & Van Merriënboer, 2002).<br />
Deze gedachte vindt ook steeds meer ingang in het onderwijsveld. Het klassieke opleidingsmodel<br />
gaat uit van een uniform curriculum dat studenten doorlopen. Zij verwerven dan eerst (theoretische)<br />
kennis en leren vervolgens hoe ze deze kunnen toepassen in praktijklessen of gedurende hun stage.<br />
Dat laatste gebeurt dan meestal onder begeleiding in een reële lessituatie.<br />
In een ander opleidingsmodel fungeert de werkplek vanaf het begin als leersituatie waarin studenten<br />
direct bekwaamheden verwerven door praktijkleren. Studenten krijgen als aankomend professional<br />
in principe toegang tot de werkplek na een geschiktheidonderzoek (assessment) dat soms nog wordt<br />
verdiept in de eerste fase van de beroepsuitoefening. Het maakt duidelijk over welke competenties<br />
lerenden al beschikken en welke zij nog moeten verwerven of verder ontwikkelen. Aan de hand daarvan<br />
wordt een opleidingstraject uitgezet (maatwerk, persoonlijk ontwikkelingsplan). Vervolgens<br />
nemen lerenden in de school deel aan een aantal leeractiviteiten die hen in staat stellen stapsgewijs<br />
de ontbrekende competenties te verwerven of bestaande competenties verder te professionaliseren.<br />
Dit model heeft niet alleen intrinsiek voordelen ten opzichte van het klassieke opleidingsmodel<br />
(Bolhuis, 2001), het kan onorthodoxe oplossingen opleveren voor de bestrijding van het lerarentekort.<br />
Als leervorm is het beter afgestemd op doelgroepen die reeds een opleiding of werkervaring<br />
hebben, en zich verder willen bekwamen tot leraar in het primair of voortgezet onderwijs (zij-instromers).<br />
111 Een steeds vaker toegepaste oplossing is duaal leren: een combinatie van schoolgebonden praktijkleren<br />
en gezamenlijk ‘cursorisch’ onderwijs (zie ook De Blok, 2002). Dit laatste kan het beste <strong>worden</strong><br />
gerealiseerd via een bovenschoolse infrastructuur van gezamenlijke onderwijselementen. Zo’n infrastructuur<br />
kunnen lerenden van verschillende scholen benutten voor samenwerking bij leren en uitwisseling<br />
van (praktijk)ervaringen. Afstandsonderwijs is hier een aantrekkelijke variant, en dan vooral<br />
een elektronische leeromgeving die voorziet in (didactische) uitlevering van leermaterialen en interactiemogelijkheden<br />
op afstand. Tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs maakt tevens individualisering<br />
en flexibilisering van de cursorische elementen mogelijk.<br />
Het zal duidelijk zijn dat scholen in leerpotentieel verschillen, soms zelfs aanzienlijk. Zij zullen zelden<br />
aan alle criteria volledig tegemoet kunnen komen. Naarmate een school kleiner is en specifieker in<br />
haar onderwijs, zal het probleem groter kunnen zijn. Zij die op een specifieke school <strong>worden</strong> opgeleid,<br />
zullen maar een deel van de bekwaamheden kunnen verwerven die gelden voor een brede<br />
bevoegdheid. De vraag is dan hoe een aankomende leraar van ‘deel naar geheel’ komt. Dit pleit voor<br />
vergaande samenwerking tussen scholen. Het zou voorts inefficiënt zijn als scholen opleidingsinstrumenten<br />
en leermaterialen afzonderlijk ontwikkelen en aanbieden. Van groot belang is dat scholen<br />
door virtuele samenwerking ‘massa’ ontwikkelen. Werving, assessment, coaching- en onderwijsbegeleidingsystemen<br />
en leermaterialen kunnen zij het beste gezamenlijk ontwikkelen. Dit vraagt om nieuwe<br />
samenwerkingsvormen tussen scholen onderling, en tussen scholen en opleidingen voor<br />
onderwijspersoneel. Hetzelfde geldt voor kwaliteitsbewaking. Ook daarvoor is het noodzakelijk allerlei<br />
assessments die beogen competenties te meten op elkaar af te stemmen. Het ministerie van<br />
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002d, p.12) acht coördinatie van al deze aspecten urgent en<br />
verwijst bij wijze van voorbeeld naar de regionale platforms in het primair onderwijs die geleidelijk<br />
aan ontstaan. Duidelijk is dat er een grote behoefte bestaat aan flexibele opleidingstrajecten met<br />
optimaal maatwerk. Kwaliteitsbewaking dient zeer veel aandacht te krijgen, in relatie tot het leren op<br />
de werkplek. Ondersteuning via een virtuele leer- en werkomgeving vult contactmomenten aan.<br />
<strong>Leraar</strong> <strong>worden</strong>: ‘under construction’?<br />
91