Th&ma Hoger Onderwijs 2021-2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
TH MA 2-21
Een leven lang ontwikkelen
Sommige studies vinden
dat opleidingen op latere
tijdstippen in de loopbaan
veeleer in het nadeel zijn
(Verhaest & Baert, 2018; Tobback et al., 2020). En ook het
weinige internationale onderzoek naar de effecten van een
beroepsgerichter hoger onderwijs (in vergelijking met een
algemener hoger onderwijs) is minder eenduidig positief
dan het onderzoek voor het secundair onderwijs (Brunello
& Rocco, 2017).
Op zichzelf hoeven deze bevindingen niet te verrassen.
In vergelijking met de jobs van midden- en laaggeschoolden
zijn de jobs van hogeropgeleiden veel minder gestandaardiseerd.
Complexe jobs kenmerken zich niet alleen vaak door
niet-routinematige taken, ze combineren ook een veelvoud
aan taken die bovendien erg van elkaar kunnen verschillen
(Russo, 2017; Verhaest & Baert, 2018). Tot slot is de optimale
combinatie van taken in complexe jobs sterk contextafhankelijk,
waardoor elke job ook zijn eigen vereisten
heeft. Ict-innovaties hebben er volgens sommigen overigens
voor gezorgd dat deze destandaardisatie van jobs in de voorbije
decennia alleen maar verder is toegenomen (Deming,
2017). Bijgevolg is het, zoals Russo (2017) schrijft, nog meer
dan vroeger quasi-onmogelijk om bij de aanwerving van
hogeropgeleiden een perfecte match te realiseren.
Ten tweede zijn ook de arbeidsmarkteffecten op lange
termijn van belang. Studies voor het secundair onderwijs
tonen veelal aan dat de positieve effecten van opleidingen
met een specifieke focus en werkplekleren afnemen naarmate
de loopbaan vordert, en sommige studies vinden zelfs
dat deze opleidingen op latere tijdstippen in de loopbaan
veeleer in het nadeel zijn (Verhaest et al., 2018, 2020).
Ook dit hoeft niet te verrassen. Technologische veranderingen
zorgen niet alleen voor een toename in de variëteit
aan taken die hogeropgeleiden aan het begin van hun loopbaan
moeten opnemen, ze zorgen bovendien ook voor een
wijziging in de soort taken die zij doorheen de loopbaan
moeten uitvoeren. En ook andere evoluties, zoals toegenomen
globalisering, flexibilisering en concurrentie dragen
hieraan bij (Humburg & Van der Velden, 2015). Bijgevolg
is het risico op vaardigheidsveroudering na verloop van
tijd groot als een opleiding al te veel focust op specifieke
competenties. Ook beroepen die in de toekomst meer dan
waarschijnlijk belangrijk zullen blijven, zijn trouwens niet
vrijgesteld van dit risico. Zo wijst Wijnen-Meijer (2020)
er bijvoorbeeld op dat de helft van wat studenten vandaag
in de medische opleidingen leren allicht binnen de vijf jaar
gedateerd is.
Tot slot vergen ook de berichten over de tekorten aan
STEM-afgestudeerden enige nuance. In zowel binnen- als
buitenland blijkt een groot aandeel van de afgestudeerden
van STEM-opleidingen in het hoger onderwijs tewerkgesteld
in niet-STEM-jobs (Verhaest & De Witte, 2017; Cappelli,
2015). Hiervoor kunnen we meerdere verklaringen geven.
Een eerste mogelijke verklaring is dat STEM-opleidingen
naast specifiekere vaardigheden ook heel wat vaardigheden
opleveren die transfereerbaar zijn naar andere beroepen.
Consistent hiermee is de bevinding dat STEM-afgestudeerden
minstens evenveel verdienen in niet-STEM-jobs als
niet-STEM-afgestudeerden (Chevalier, 2017). Anderzijds
vinden sommige studies wel dat deze STEM-afgestudeerden
minder verdienen dan wat ze zouden verdienen in STEMjobs.
Het lijkt er dus niet op dat ze voor niet-STEM-jobs
kiezen omwille van aantrekkelijkere arbeidsvoorwaarden.
Ten tweede zijn er indicaties dat we het succes van sommige
STEM-opleidingen ten dele kunnen verklaren door
de uitdagendheid van deze opleidingen (Verhaest, Sellami
& Van der Velden, 2017). Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs
te betekenen dat STEM-diploma’s alleen maar cognitieve
vermogens signaleren. Wel suggereert het opnieuw dat hun
succes meer dan alleen maar het resultaat is van een focus
op STEM-specifieke vaardigheden.
Een derde potentiële verklaring is dat deze STEM-afgestudeerden
geen interesse hebben in een STEM-loopbaan.
Hoewel er geen indicaties zijn dat dit de hoofdverklaring is
(Chevalier, 2017; De Coen, 2020), suggereert eigen onderzoek
in elk geval dat jongeren die hun studiekeuze in het
hoger onderwijs louter baseren op toekomstige arbeidsmarktkansen
een grotere kans hebben om tewerkgesteld te
zijn in een job onder hun niveau (Sellami et al., 2020).
Ten vierde zijn STEM-opleidingen een relatief brede categorie,
met verschillen in arbeidsmarktkansen afhankelijk van
de specifieke afstudeerrichting en focus van de opleiding.
De berichten over
de tekorten aan
STEM-afgestudeerden
vergen enige nuance
62