02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

20 Milieu<br />

gebruikt, waarbij gedurende 12 weken ook helikopters<br />

worden ingezet.<br />

Volgens appellanten is voor het oefenterrein – anders<br />

dan verweerders stellen – een krachtens de Wet<br />

milieubeheer verleende vergunning vereist. Verweerders<br />

hebben zich derhalve, volgens appellanten, ten<br />

onrechte op het standpunt gesteld dat zij om die reden<br />

niet bevoegd zijn om handhavingsmaatregelen te treffen.<br />

Onder inrichting dient ingevolge artikel 1.1, eerste lid,<br />

van de Wet milieubeheer te worden verstaan: elke door<br />

de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig<br />

was, ondernomen bedrijvigheid die binnen<br />

een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.<br />

Ingevolge artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer<br />

worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën<br />

van inrichtingen aangewezen die nadelige gevolgen<br />

voor het milieu veroorzaken. Aan deze bepaling<br />

is uitvoering gegeven bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer (hierna te noemen: het Besluit).<br />

Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit in<br />

samenhang met bijlage I, categorie 17, van het Besluit,<br />

worden als inrichtingen die nadelige gevolgen<br />

voor het milieu kunnen veroorzaken, aangewezen inrichtingen<br />

waar met vuurwapens wordt geschoten of<br />

met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen.<br />

Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer<br />

in samenhang met artikel 3.2 en bijlage II,<br />

categorie 6, van het Besluit is de Minister van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

bevoegd te beslissen op een aanvraag om vergunning<br />

voor inrichtingen voor schietkampen, schietranges,<br />

schietgebieden, regionale schietterreinen of rayonschietterreinen,<br />

die in hoofdzaak worden gebruikt<br />

door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke<br />

krijgsmacht.<br />

De Afdeling stelt in de eerste plaats vast dat de<br />

door de Minister op het terrein te ontplooien activiteiten<br />

dienen te worden aangemerkt als bedrijfsmatig<br />

ondernomen bedrijvigheid, althans in een omvang<br />

alsof zij bedrijfsmatig zijn, en dat deze plegen te worden<br />

verricht binnen een zekere begrenzing, als bedoeld<br />

in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.<br />

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting<br />

blijkt dat de ligging en omvang van het terrein voldoende<br />

nauwkeurig zijn begrensd. Dat het terrein<br />

wordt doorsneden door openbare wegen en overdag<br />

voor publiek toegankelijk is kan hieraan niet afdoen,<br />

nog daargelaten de omstandigheid dat de Minister het<br />

terrein (gedeeltelijk) gedurende de oefeningen desgewenst<br />

voor derden kan afsluiten. Gelet op het voorgaande<br />

is sprake van een inrichting in de zin van de<br />

Wet milieubeheer.<br />

Tijdens de oefeningen wordt gebruik gemaakt van<br />

vuurwapens die zijn afgesloten met een verwijderbare<br />

dop op de loop van het wapen. Alsdan wordt op het<br />

terrein uitsluitend geoefend met zogenoemde losse<br />

flodders. Deze losse flodders zijn plastic patronen met<br />

kruit die tot ontploffing worden gebracht – waardoor<br />

een knal wordt veroorzaakt – maar die geen projectielen<br />

bevatten. Door een kleine opening in de dop op<br />

het vuurwapen kan de lucht onder hoge druk uit het<br />

wapen ontsnappen. De Afdeling is, anders dan verweerders<br />

en de Minister, van oordeel dat bij de beantwoording<br />

van de vraag of in het onderhavige geval<br />

sprake is van ‘schieten’ als bedoeld in bijlage I, categorie<br />

17, van het Besluit, geen doorslaggevende betekenis<br />

moet worden toegekend aan de omstandigheid<br />

dat geen projectiel vrijkomt. Daarentegen is bepalend<br />

dat een patroon met kruit tot ontploffing wordt gebracht<br />

met een vuurwapen, en dat de aldus veroorzaakte<br />

gevolgen voor het milieu wat betreft de aard<br />

en de omvang grotendeels overeenkomen met de nadelige<br />

gevolgen voor het milieu vanwege het schieten<br />

met zogenoemde scherpe patronen. Gelet hierop is de<br />

Afdeling van oordeel dat in de onderhavige inrichting<br />

wordt geschoten met vuurwapens zodat bijlage I, categorie<br />

17, van het Besluit op de inrichting van toepassing<br />

is. Nu de inrichting uitsluitend of in hoofdzaak<br />

wordt gebruikt door de Nederlandse of een<br />

bondgenootschappelijke krijgsmacht betreft het<br />

voorts een inrichting ten aanzien waarvan op grond<br />

van bijlage II, categorie 6, van het Besluit de Minister<br />

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

het bevoegd gezag is. Verweerders hebben<br />

het voorgaande in het bestreden besluit miskend. In<br />

zoverre kan dat besluit niet worden gedragen door de<br />

daaraan ten grondslag gelegde motivering en is het in<br />

strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene<br />

wet bestuursrecht.<br />

Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient<br />

te worden vernietigd. De Afdeling ziet in het vorenoverwogene<br />

aanleiding om op na te melden wijze zelf in de<br />

zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de<br />

plaats treedt van het vernietigde besluit.<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!