02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

74<br />

Ruimtelijke ordening<br />

het bestemmingsplan in acht genomen dienen te worden.<br />

Ingevolge artikel 24 van de Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening kunnen geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan<br />

worden ingediend, voorzover het<br />

ontwerp van een bestemmingsplan zijn grondslag<br />

vindt in een concrete beleidsbeslissing.<br />

Voor streekplannen is in artikel 4a, eerste lid, van<br />

de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaald dat een<br />

concrete beleidsbeslissing bij de vaststelling van de<br />

daar genoemde regionale en gemeentelijke plannen,<br />

waaronder een bestemmingsplan, in acht dient te worden<br />

genomen. Het vorenstaande stelsel van besluitvorming<br />

en rechtsbescherming brengt mee, dat indien in<br />

een concrete beleidsbeslissing een definitieve planologische<br />

keuze met betrekking tot de bestemming van<br />

een gebied is neergelegd, ook het onderzoek dat aan<br />

die beslissing is voorafgegaan dienovereenkomstig volledig<br />

dient te zijn en gemotiveerd inzicht dient te bieden<br />

in de mogelijkheden tot realisering van de bestemming.<br />

Zo dient een concrete beleidsbeslissing waarvan<br />

de bestemmingsplanwetgever op grond van de wet<br />

niet mag afwijken op dezelfde wijze gemotiveerd te<br />

worden als een bestemmingsplan. Bij de vaststelling<br />

van de concrete beleidsbeslissing dient in zoverre dan<br />

ook een volledige beoordeling te worden verricht, dat<br />

duidelijk is dat er geen ruimtelijke belemmeringen zijn<br />

die in de weg staan aan de nadere invulling van het gebied<br />

door middel van een bestemmingsplan.<br />

2.13.2. Verweerders hebben voor de provincie Limburg<br />

een streekplan (dat deel uitmaakt van het POL)<br />

vastgesteld, waarin de toekomstige ontwikkeling van<br />

het in het plan begrepen gebied in hoofdlijnen wordt<br />

aangegeven. Het in geding zijnde onderdeel van het<br />

streekplan, te weten de aanwijzing van de gebieden<br />

Californië en Siberië als projectvestigingslocaties<br />

glastuinbouw, betreft echter een concrete beleidsbeslissing.<br />

De projectvestigingslocaties voor glastuinbouw<br />

vormen een aanzienlijke ruimtelijke ingreep in<br />

het plangebied, die nauwkeurig en gedetailleerd op de<br />

kaarten is aangeduid. Teneinde niet in strijd te komen<br />

met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht<br />

neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel, dient dan<br />

ook duidelijkheid te bestaan over de mogelijkheid de<br />

projectvestigingslocaties voor glastuinbouw met inachtneming<br />

van de aangegeven begrenzingen op een<br />

uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening passende<br />

wijze in een bestemmingsplan vast te leggen.<br />

Immers, de in de concrete beleidsbeslissing neergelegde<br />

definitieve planologische keuze met betrekking tot<br />

de functie projectvestiging glastuinbouw voor de desbetreffende<br />

gebieden en de concrete begrenzing daarvan<br />

dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan<br />

in acht te worden genomen en daartegen kan in een<br />

bestemmingsplanprocedure niet meer worden opgekomen.<br />

Mitsdien kan bij de vaststelling van de onderhavige<br />

concrete beleidsbeslissing niet worden volstaan<br />

met een beoordeling van de vraag of bij de uitwerking<br />

op bestemmingsplanniveau er een redelijke verwachting<br />

is dat aan alle wettelijke eisen kan worden voldaan,<br />

maar dient vast te staan dat bestemmingen die<br />

betrekking hebben op de ontwikkeling van de projectvestigingslocaties<br />

voor glastuinbouw verwezenlijkt<br />

kunnen worden.<br />

2.13.3. De Afdeling stelt vast dat de concrete beleidsbeslissing<br />

is gericht op de begrenzing van de genoemde<br />

projectvestigingsgebieden en op de functie glastuinbouw.<br />

Zoals in overweging 2.11.2 weergegeven,<br />

hebben verweerders de begrenzing uitgebreid beschreven.<br />

Zij hebben zich echter niet uitgesproken over de<br />

gevolgen van de concrete beleidsbeslissing voor de<br />

desbetreffende gebieden, met name gelet op de daarin<br />

(deels) gelegen (agrarische) bedrijven. De begrenzing<br />

van de projectvestigingslocaties en de toekenning van<br />

de functie glastuinbouw, waarbij voorts ecologische<br />

verbindingszones en groenafschermingen zijn voorzien,<br />

kunnen echter grote gevolgen hebben voor de betrokken<br />

bedrijven. Van enig onderzoek in dat verband,<br />

of van een afweging van de belangen van de betrokken<br />

bedrijven, is niet gebleken. Uit de stukken en het<br />

onderzoek ter zitting is gebleken dat verweerders zich<br />

op het standpunt hebben gesteld dat de in de vigerende<br />

bestemmingsplannen opgenomen rechten niet worden<br />

aangetast. Anderzijds erkenden verweerders ter<br />

zitting dat de ontwikkeling van de projectvestigingen<br />

zeker effecten zal hebben op de mogelijkheden van de<br />

thans in de desbetreffende gebieden aanwezige bedrijven.<br />

In het kader van een op te stellen bestemmingsplan<br />

of inrichtingsplan zullen mogelijke gevolgen voor<br />

de betrokken bedrijven moeten worden bezien.<br />

Naar het oordeel van de Afdeling miskennen verweerders<br />

hiermee evenwel de plaats en de functie van<br />

een concrete beleidsbeslissing in het stelsel van de<br />

Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de in geding zijnde<br />

concrete beleidsbeslissing is een definitieve planologische<br />

keuze vervat met betrekking tot de functie van de<br />

betrokken gebieden als projectvestigingslocaties voor<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!